Niet in hoge mate aannemelijk dat overeenkomst niet rechtsgeldig ontbonden is (week 25)
Ontbinden overeenkomst
In het najaar van 2023 heeft Stadsbank een (nationale) meervoudige onderhandse aanbestedingsprocedure gehouden en gepubliceerd voor het digitaliseren van de post. Op 15 november 2023 heeft Stadsbank [eiseres] schriftelijk meegedeeld dat de Opdracht voorlopig aan haar gegund wordt. Op 7 februari 2024 heeft Stadsbank [eiseres] meegedeeld dat zij de met haar gesloten Raamovereenkomst ontbindt. [eiseres] stelt dat haar postverwerkingssysteem goed functioneerde en tijdig kon worden geïmplementeerd, maar dat dit het geval is heeft zij volgens de rechter nog niet voldoende aannemelijk gemaakt. De rechter stelt dat niet in hoge mate aannemelijk is dat de Raamovereenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden. (ECLI:NL:RBOVE:2024:3180, Rechtbank Overijssel, Datum uitspraak 17 juni 2024, Datum publicatie 24 juni 2024)
Feiten en omstandigheden
In het najaar van 2023 heeft Stadsbank een (nationale) meervoudige onderhandse aanbestedingsprocedure gehouden en gepubliceerd op het aanbestedingsplatform “Mercell”.
[eiseres] heeft ingeschreven op de aanbesteding en heeft in dat kader (onder meer) een implementatieplan geschreven. In dit plan worden zeven sprints beschreven, die elk een week duren (sprint 3 en 4 zijn samen genomen met een termijn van 2 weken), om te komen tot implementatie.
Op 15 november 2023 heeft Stadsbank [eiseres] schriftelijk meegedeeld dat de Opdracht voorlopig aan haar gegund wordt. Op 7 februari 2024 heeft Stadsbank [eiseres] meegedeeld dat zij de met haar gesloten Raamovereenkomst ontbindt. In de brief staat o.a.: ‘In het kader van de implementatie van de overeenkomst hebben wij meerdere malen geconstateerd dat uw bedrijf niet handelt conform het door u opgestelde implementatieplan. Hierbij zijn diverse deadlines niet gehaald, waarbij uw bedrijf pas laat kenbaar maakte dat deadlines niet zouden worden gehaald.’
En: ‘Door de vele gebreken tijdens de implementatiefase, hebben wij redelijkerwijs geen vertrouwen meer in een goede uitvoering van de Overeenkomst.’ Op 20 februari 2024 heeft (de advocaat van) [eiseres] aan Stadsbank laten weten dat zij het niet eens is met de ontbinding van de Raamovereenkomst, dat zij deze niet accepteert en dat zij Stadsbank aansprakelijk stelt voor alle geleden en nog te lijden schade.
De advocaat van Stadsbank heeft op 14 maart 2024 gereageerd met de mededeling dat zij bevoegd was om de Raamovereenkomst te ontbinden, omdat de fatale (ingangs)datum van 31 januari 2024, 12.00 uur, is verstreken zonder dat [eiseres] in staat was om de diensten (naar behoren) te kunnen leveren. Daardoor verkeerde [eiseres] in verzuim en kon zij niet alsnog correct nakomen. Stadsbank acht zich niet gehouden tot nakoming van de Raamovereenkomst en/of tot vergoeding van schade.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter Stadsbank veroordeelt tot nakoming van de Raamovereenkomst. Het oordeel van de rechter:
Een go/no go-moment
“De voorzieningenrechter volgt [eiseres] niet in haar standpunt dat er geen POC is afgesproken. Uit haar eigen implementatieplan, in het bijzonder sprint 5, blijkt duidelijk dat een ketentest, waarin alle aspecten van de implementatie worden getest, zal plaatsvinden. Deze test heeft uiteindelijk niet in de vijfde week van de implementatie plaatsgevonden, maar pas vlak voor de implementatiedatum, namelijk op 29 januari 2024. Deze test verliep geenszins vlekkeloos. In die context bezien, en gezien het belang van Stadsbank bij een goede postverwerking ten behoeve van haar kwetsbare klanten, is het naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk dat Stadsbank bij e-mailbericht van 30 januari 2024 (15.23 uur) heeft gevraagd om nieuwe testdata en heeft benadrukt dat er op 31 januari 2024 een go/no go moment is en dat de implementatie op 1 februari 2024 echt moet staan. De voorzieningenrechter neemt daarbij ook in aanmerking dat, zoals Stadsbank naar voren heeft gebracht, [eiseres] niet de volledige implementatietermijn lijkt te hebben benut. In de Aanbestedingsleidraad staat dat de implementatie direct start na de definitieve gunning, dat is 30 november 2023/1 december 2023. [eiseres] heeft daarna een afwachtende houding aangenomen en lijkt het implementatieproces pas in gang te hebben gezet na het e-mailbericht van Stadsbank van 11 december 2024. Dit tijdsverlies komt voor rekening en risico van [eiseres]”
Geen sprake van een ontwikkeld postverwerkingssyteem
“Met inachtneming van wat hiervoor is overwogen en gelet op de feitelijke gang van zaken moet het er voorshands voor worden gehouden dat er op 31 januari 2024 om 12.00 uur geen sprake was van een door [eiseres] ontwikkeld postverwerkingssysteem dat een dag later volledig geïmplementeerd kon worden/zijn. [eiseres] betoogt dat dit het gevolg is van omstandigheden die zijn toe te rekenen aan Stadsbank, omdat Stadsbank cruciale informatie niet (tijdig) heeft aangeleverd en heeft geweigerd het desondanks door [eiseres] ontwikkelde en goed functionerende postverwerkingssysteem in gebruik te nemen. Stadsbank heeft dit gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de vraag aan wie het te wijten is dat niet tijdig een goed werkend (dat wil zeggen aan de overeengekomen eisen voldoend) postverwerkingssysteem is geïmplementeerd niet worden beantwoord zonder nader onderzoek naar de feiten en omstandigheden. Van belang daarbij is dat de standpunten van partijen uiteenlopen wat betreft de overeengekomen afspraken en de nakoming daarvan. Daarnaast stelt [eiseres] weliswaar dat zij haar postverwerkingssysteem goed functioneerde en tijdig kon worden geïmplementeerd, maar dat dit het geval is heeft zij nog niet voldoende aannemelijk gemaakt. Gelet op het karakter van een kort gedingprocedure leent deze zich echter niet voor nader onderzoek dan wel bewijslevering. Bij de huidige stand van zaken kan dan ook niet worden geconcludeerd dat het beroep op schuldeisersverzuim van de zijde van [eiseres] slaagt.”
Bodemprocedure
Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat niet met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat ook in eventueel aan te spannen bodemprocedure toewijzing van de vordering tot nakoming te verwachten is. Ook is niet in hoge mate aannemelijk dat de Raamovereenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden.
(VdLC publishers/consultants BV, 26 juni 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl