Karmedia niet ontvankelijk in op aanbestedingsrecht gegronde vorderingen (week 30)
Aanbestedingsregels
De gemeente Rotterdam en Provastgoed c.s. hebben verschillende overeenkomsten gesloten voor de koop en verkoop van onroerend goed in verband met de ontwikkeling van de Markthal Rotterdam. Karmedia stelt dat de gemeente de realisatie van de bij de Markthal gelegen parkeergarage ten onrechte niet heeft aanbesteed. Net als de rechtbank heeft het hof Karmedia in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. Karmedia komt daar in cassatie tegen op. Het Parket van de Hoge Raad stelt dat het hof grief 4 van Karmedia niet heeft veronachtzaamd, maar op andere gronden dan de rechtbank, tot het oordeel gekomen is dat Karmedia niet-ontvankelijk is in haar op het aanbestedingsrecht gegronde vorderingen. (ECLI:NL:PHR:2024:715, Parket bij de Hoge Raad, Datum uitspraak 28 juni 2024, Datum publicatie 23 juli 2024)
Feiten en omstandigheden
De gemeente en Provastgoed c.s. hebben verschillende overeenkomsten gesloten voor de koop en verkoop van onroerend goed in verband met de ontwikkeling van de Markthal Rotterdam. Karmedia, een belangenorganisatie, meent dat de gemeente daarbij aan Provastgoed c.s. onrechtmatige staatssteun heeft verleend. Karmedia stelt daarnaast dat de gemeente de realisatie van de bij de Markthal gelegen parkeergarage ten onrechte niet heeft aanbesteed. Karmedia heeft op de voet van art. 3:305a BW tegen de gemeente een collectieve vordering ingesteld. Net als de rechtbank heeft het hof Karmedia in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. Karmedia komt daar in cassatie tegen op. Het Parket van de Hoge Raad gaat ook kort in op het aanbestedingsrecht:
Aanbestedingsrechtelijke grondslag
“Het hof is in rov. 6.10 e.v., anders dan de rechtbank en kennelijk naar aanleiding van grief 4, afzonderlijk en inhoudelijk ingegaan op de aanbestedingsrechtelijke grondslag van de vordering(en) van Karmedia. Dit oordeel komt erop neer (i) dat een overeenkomst wegens strijd met de aanbestedingsregels (alleen) kan worden aangetast door personen die belang hebben gehad bij de gunning van de betrokken opdracht en die door de beweerde inbreuk op het aanbestedingsrecht zijn of dreigen te worden geschaad (rov. 6.11, slot), (ii) dat uit de statuten van Karmedia niet blijkt dat zij mede de belangen van zodanige personen behartigt (rov. 6.12 – groepsactie) en (iii) dat een art. 3:305a-stichting geen beroep kan doen op strijd met een aanbestedingsplicht als grondslag voor een algemeenbelangvordering (rov. 6.13 – algemeenbelangactie).”
Motivering
“De in rov. 6.11 gegeven motivering, die is toegespitst op vorderingen tot aantasting van overeenkomsten, maakt duidelijk dat het hof ervan is uitgegaan dat ook ándere vorderingen van Karmedia dan de verklaring voor recht, met name de vorderingen tot nietigverklaring of vernietiging van de overeenkomsten, (mede) op aanbestedingsrechtelijke grondslag zijn gebaseerd. Tegen die uitleg komt het middel niet op.”
Ontvankelijkheid
“In de in rov. 6.11 gegeven motivering (in verbinding met rov. 6.12 wat betreft de groepsactie) heeft het hof kennelijk tevens een beletsel gezien voor de ontvankelijkheid van de verklaring voor recht-vordering en Karmedia ook in die vordering niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft, kort weergegeven, overwogen dat uit de statuten van Karmedia niet blijkt dat zij de belangen behartigt van personen die belang hebben gehad bij de gunning van de betrokken opdracht en die door de beweerde inbreuk op het aanbestedingsrecht zijn of dreigen te worden benadeeld. Daarmee valt ook het doek voor een verklaring voor recht waarvan het belang zou zijn gelegen in een mogelijke aansprakelijkheid van de gemeente jegens ondernemers die daardoor schade hebben geleden, (alsook voor de gevorderde veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat).”
Andere gronden
“Het hof heeft gelet op het voorgaande niet grief 4 van Karmedia veronachtzaamd maar is, op andere gronden dan de rechtbank, tot het oordeel gekomen dat Karmedia niet-ontvankelijk is in haar op het aanbestedingsrecht gegronde vorderingen, waaronder de verklaring voor recht. Het hof heeft dan ook niet verzuimd om op deze vordering te beslissen (art. 23 Rv), noch zijn beslissing dienaangaande onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd. Art. 23 Rv vereist niet dat op iedere grief wordt beslist.”
De slotsom is dat geen van de klachten kan slagen en het beroep van Karmedia daarom moet worden verworpen.
(VdLC publishers/consultants BV, 31 juli 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl