Geen strijd met beginselen gelijke behandeling en transparantie (week 25)
Transparantie | percelen | onderhandeling
Bij een aanbesteding voor bibliotheekmateriaal in Denemarken vraag de Østre Landsret het HvJEU om een prejudiciële beslissing inzake de werkwijze bij de gunning van de verschillende percelen. Het HvJEU vindt dat de beginselen van gelijke behandeling en transparantie er niet aan in de weg staan dat aan de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, een perceel wordt gegund, op voorwaarde dat hij ermee instemt met betrekking tot dit perceel het materiaal te leveren en de diensten te verrichten tegen dezelfde prijs als die van de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend en aan wie daarom een ander, groter perceel van die opdracht is gegund. (ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) In zaak C‑737/22, 13 juni 2024 ECLI:EU:C:2024:495)
Feiten en omstandigheden
SKI is een aankoopcentrale in handen van de Deense Staat en de Kommunernes Landsforening (federatie van gemeenten van het Koninkrijk Denemarken). Deze entiteit is opgericht om het plaatsen van overheidsopdrachten te stroomlijnen, met name door het gunnen en beheren van raamovereenkomsten namens de Staat en de gemeenten. Op 4 februari 2020 heeft SKI een aanbesteding uitgeschreven met het oog op het sluiten van een raamovereenkomst betreffende de levering van bibliotheekmateriaal en voorbereidende diensten. Het gunningscriterium van de opdrachten was de laagste prijs. Deze opdracht bestond uit acht percelen.
Op 14 januari 2021 heeft de commissie van beroep geoordeeld dat SKI artikel 2, lid 1, van de wet inzake overheidsopdrachten had geschonden door een procedure voor de gunning van de percelen 1 en 2 toe te passen waarvan de voorwaarden in wezen impliceerden dat de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving had ingediend, zijn inschrijving na de uiterste datum voor het indienen van inschrijvingen kon wijzigen, zodat perceel 1 aan hem kon worden gegund.
De Østre Landsret heeft de behandeling van de zaak geschorst en het HvJEU verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:
„Staan het transparantiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling in artikel 18 van de richtlijn [2014/24] en het daaruit voortvloeiende onderhandelingsverbod eraan in de weg dat aan een inschrijver die in het kader van een openbare procedure voor afzonderlijke percelen, als bedoeld in de artikelen 27 en 46 van deze richtlijn, de op een na economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, de mogelijkheid wordt geboden om na het verstrijken van de termijn voor indiening van de inschrijving en overeenkomstig de vooraf bepaalde voorwaarden van het bestek, de aangeboden diensten waarop de opdracht betrekking heeft te leveren onder dezelfde voorwaarden als die van de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend en aan wie daarom een ander perceel wordt gegund in het kader van dezelfde opdracht?”
Het HvJEU zegt o.a.:
Aanbestedingsstukken
“De mogelijkheid die het bestek biedt aan de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving indient, om een perceel van de opdracht te verkrijgen, vloeit – zoals uitdrukkelijk blijkt uit de aanbestedingsstukken – enkel voort uit het feit dat deze inschrijver de tweede plaats inneemt in de rangschikking van de in de offertes voorgestelde prijzen. Of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, hangt af van de beslissing van die inschrijver om het betrokken perceel al dan niet uit te voeren tegen de prijs van de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend. Deze voorwaarde maakt deel uit van de voorwaarden van de gunningsprocedure in het bestek van de aanbesteding. Wanneer de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, niet bereid is zijn prijs aan die prijs aan te passen, is het aan de inschrijver die op de derde plaats staat in de rangschikking van de in de offertes voorgestelde prijzen, om hierover een standpunt in te nemen, en zo verder in de volgorde van de rangschikking van de offertes, zolang geen van de inschrijvers bereid is zijn prijs aan te passen aan de aanbiedingsprijs van de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend. Indien alle inschrijvers gerangschikt van de tweede tot de laatste plaats weigeren dit perceel tegen deze prijs uit te voeren, worden aan de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, alle percelen van de opdracht gegund.”
Geen wijziging van de offertes
“Geen van de beslissingen die kunnen worden genomen door de inschrijvers die van de tweede tot de laatste plaats zijn gerangschikt, houden een wijziging in van de offertes die zij vóór het verstrijken van de daartoe gestelde termijn hadden ingediend of een onderhandeling met de aanbestedende dienst. Geen enkele inschrijver heeft immers de mogelijkheid om door een wijziging van zijn offerte of door enige onderhandeling zijn plaats in de rangschikking of de prijs waartegen het contract voor een van de percelen van de opdracht zal worden gesloten, te wijzigen.”
Werkwijze is toegestaan
“Gelet op de voorgaande overwegingen moet op de voorgelegde vraag worden geantwoord dat artikel 18, lid 1, van richtlijn 2014/24 aldus moet worden uitgelegd dat de in die bepaling neergelegde beginselen van gelijke behandeling en transparantie er niet aan in de weg staan dat in het kader van een procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht die in percelen is verdeeld, aan de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, overeenkomstig de in de aanbestedingsstukken vastgestelde voorwaarden, een perceel wordt gegund op voorwaarde dat hij ermee instemt met betrekking tot dit perceel het materiaal te leveren en de diensten te verrichten tegen dezelfde prijs als die welke is voorgesteld door de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend en aan wie daarom een ander, groter perceel van die opdracht is gegund.”
(VdLC publishers/consultants BV, 26 juni 2024)
Lees de volledige uitspraak op curia.europa.eu