Abnormaal lage inschrijving
Belangrijkste jurisprudentie over abnormaal lage inschrijving.
Rechtsregel 1:
Een inschrijving kan pas door de aanbestedende dienst als 'abnormaal laag' worden afgewezen nadat deze een onderzoek heeft verricht waarbij de inschrijver om een schriftelijke motivering en toelichting is verzocht, de zogenaamde verificatieprocedure. De aanbestedende dienst moet aan de inschrijver laten weten welke motiveringen van de inschrijving hij onaanvaardbaar vindt.
Rechtsregel 2:
Een drempel om te bepalen of een inschrijving abnormaal laag is, dient objectief en niet discriminerend te zijn. Een drempel die gebaseerd is op het gemiddelde van de in het kader van de opdracht ingediende inschrijvingen voldoet hier op eerste gezicht aan.
Rechtsregel 3:
Het gemiddelde van de ingediende inschrijvingen kan dienen om te beoordelen of er sprake is van een abnormaal lage inschrijving, maar het mag geen automatische wiskundige exercitie worden. Er dient steeds een toelichting en motivering van de inschrijving die mogelijk abnormaal laag is te worden gevraagd voordat deze kan worden afgewezen.
Rechtsregel 4
Een instelling, die vanwege de overheidsfinanciering die zij ontvangt een zeer lage aanbieding kan doen (mogelijk zelfs waartegen geen concurrent op kan), mag niet bij voorbaat worden uitgesloten van deelname aan een aanbesteding. Eerst moet verder onderzoek plaats vinden door de aanbestedende dienst naar de aanbieding om te kunnen beoordelen of een aanbieding abnormaal laag is. Daarbij kan de aanbestedende dienst in het kader van zijn onderzoek of een aanbieding abnormaal laag is rekening houden met alle elementen die relevant zijn voor de betrokken opdracht.
Rechtsregel 5:
Het staat de aanbestedende dienst vrij de methode te bepalen die zij gebruiken om vast te stellen of een inschrijving abnormaal laag is, mits deze methode objectief en niet-discriminerend is.
Rechtsregel 1:
Een inschrijving kan pas door de aanbestedende dienst als 'abnormaal laag' worden afgewezen nadat deze een onderzoek heeft verricht waarbij de inschrijver om een schriftelijke motivering en toelichting is verzocht, de zogenaamde verificatieprocedure. De aanbestedende dienst moet aan de inschrijver laten weten welke motiveringen van de inschrijving hij onaanvaardbaar vindt.
Citaat Transporoute-arrest:
"Artikel 29, lid 5, van richtlijn nr. 71/305 bepaalt dat bij een abnormaal lage inschrijving de aanbestedende dienst de samenstelling daarvan onderzoekt, en daartoe de inschrijver om de nodige motiveringen verzoekt. Het feit dat de aanbestedende dienst in deze bepaling uitdrukkelijk wordt gerechtigd vast te stellen of die motiveringen onaanvaardbaar zijn, geeft hem, anders dan de Luxemburgse regering stelt, in geen geval het recht om op deze afwijzing vooruit te lopen door de inschrijving te verwerpen zonder de inschrijver zelfs maar om motiveringen te verzoeken. Het doel van deze bepaling, de inschrijver tegen willekeur van de aanbestedende dienst te beschermen, zou immers niet kunnen worden bereikt, indien het aan deze laatste zou worden overgelaten, te beoordelen of een verzoek om motiveringen dienstig is." (ov. 17)
Hof van Justitie EU (76/81, 20 februari 1982) op eur-lex.europa.eu
Bevestigd in: Fratelli Costanzo arrest:
"Wat het tweede deel van de derde vraag betreft, zij eraan herinnerd dat artikel 29, lid 5, van richtlijn 71/305/EEG de aanbestedende dienst verplicht, de samenstelling te onderzoeken van duidelijk abnormaal lage inschrijvingen, en de inschrijver te verzoeken om de nodige motiveringen te verstrekken. Dezelfde bepaling verplicht de aanbestedende dienst, in voorkomend geval de inschrijver te laten weten welke motiveringen onaanvaardbaar worden geacht." (ov. 16)
Hof van Justitie EU (103/88, 22 juni 1989) op eur-lex.europa.eu
En in bevestigd in: Impresa Lombardini-arrest:
"Aldus oordeelde het Hof, dat de aanbestedende dienst volgens artikel 29, lid 5, van richtlijn 71/305 verplicht is de samenstelling van abnormaal lage inschrijvingen te onderzoeken en de inschrijver daarbij moet verzoeken de nodige motiveringen te verstrekken (ov. 46).
Hof van Justitie EU (C-285/99 en C-286/99, 27 november 2001) op eur-lex.europa.eu
Rechtsregel 2:
Een drempel om te bepalen of een inschrijving abnormaal laag is, dient objectief en niet discriminerend te zijn. Een drempel die gebaseerd is op het gemiddelde van de in het kader van de opdracht ingediende inschrijvingen voldoet hier op eerste gezicht aan.
Citaat Impresa Lombardini-arrest:
"De in de hoofdzaken toegepaste drempel voor abnormaal lage inschrijvingen vloeit voort uit een berekening die voor elke opdracht wordt verricht, en is hoofdzakelijk gebaseerd op het gemiddelde van de in het kader van deze opdracht ingediende inschrijvingen.
Een dergelijke berekeningswijze is op het eerste gezicht objectief en niet discriminerend." (ov. 68 en 69)
Hof van Justitie EU (C-285/99 en C-286/99, 27 november 2001) op eur-lex.europa.eu
Rechtsregel 3:
Het gemiddelde van de ingediende inschrijvingen kan dienen om te beoordelen of er sprake is van een abnormaal lage inschrijving, maar het mag geen automatische wiskundige exercitie worden. Er dient steeds een toelichting en motivering van de inschrijving die mogelijk abnormaal laag is te worden gevraagd voordat deze kan worden afgewezen.
Citaat Impresa Lombardini-arrest:
"Hieruit vloeit voort dat, hoewel volgens vaste rechtspraak van het Hof het gemeenschapsrecht zich ertegen verzet dat bepaalde volgens een mathematisch criterium aangewezen inschrijvingen ambtshalve worden uitgesloten van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken, zoals in de punten 45 en 47 van dit arrest is vermeld, het gemeenschapsrecht zich integendeel in principe niet ertegen verzet, dat een mathematisch criterium zoals de in de hoofdzaken toegepaste drempel wordt gebruikt om te bepalen welke inschrijvingen abnormaal laag zijn, voorzover evenwel het resultaat van de toepassing van dit criterium niet onaantastbaar is en het vereiste van een contradictoire verificatie van deze inschrijvingen overeenkomstig artikel 30, lid 4, van de richtlijn in acht wordt genomen." (ov. 73)
Hof van Justitie EU (C-285/99 en C-286/99, 27 november 2001) op eur-lex.europa.eu
Rechtsregel 4:
Een instelling, die vanwege de overheidsfinanciering die zij ontvangt een zeer lage aanbieding kan doen (mogelijk zelfs waartegen geen concurrent op kan), mag niet bij voorbaat worden uitgesloten van deelname aan een aanbesteding. Eerst moet verder onderzoek plaats vinden door de aanbestedende dienst naar de aanbieding om te kunnen beoordelen of een aanbieding abnormaal laag is. Daarbij kan de aanbestedende dienst in het kader van zijn onderzoek of een aanbieding abnormaal laag is rekening houden met alle elementen die relevant zijn voor de betrokken opdracht.
Citaat Data Medical Service arrest:
"Daarbij zij aangetekend dat de Uniewetgever in die bepaling heeft gepreciseerd dat „in verhouding tot de te verrichten dienst” moet worden beoordeeld of een aanbieding abnormaal laag is. Teneinde een gezonde mededinging te waarborgen kan de aanbestedende dienst in het kader van zijn onderzoek of een aanbieding abnormaal laag is, dus niet alleen rekening houden met de in artikel 37, lid 2, van richtlijn 92/50 bedoelde omstandigheden, maar ook met alle elementen die relevant zijn voor de betrokken dienst (…)”.
“(…) dat de bepalingen van richtlijn 92/50, en in het bijzonder de algemene beginselen van vrije mededinging, non-discriminatie en evenredigheid waarop deze richtlijn berust, aldus moeten worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling die een openbaar ziekenhuis, zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde instelling, dat deelneemt aan een aanbesteding, toestaat een aanbieding in te dienen waar geen enkele concurrent tegenop kan bieden als gevolg van de overheidsfinanciering die het ontvangt. Wanneer de aanbestedende dienst op grond van artikel 37 van die richtlijn onderzoekt of een aanbieding abnormaal laag is, kan hij evenwel, met het oog op de mogelijkheid om de aanbieding af te wijzen, rekening houden met het feit dat een dergelijke instelling overheidsfinanciering heeft ontvangen." (ov. 50 en 51)
Hof van Justitie EU (C‑568/13, 18 december 2014) op eur-lex.europa.
Rechtsregel 5:
Het staat de aanbestedende dienst vrij de methode te bepalen die zij gebruiken om vast te stellen of een inschrijving abnormaal laag is, mits deze methode objectief en niet-discriminerend is.
Citaat Agriconsulting Europe/Commissie:
“Aangezien noch artikel 139, lid 1, noch artikel 146, lid 4, van verordening nr. 2342/2002 het begrip ‘abnormaal lage aanbieding’ definieert en evenmin voorschrijft hoe een dergelijke offerte moet worden geïdentificeerd, staat het in dit verband aan de aanbestedende diensten om de methode te bepalen die zij gebruiken om vast te stellen welke aanbiedingen abnormaal laag zijn (zie naar analogie arrest van 18 december 2014, Data Medical Service, C-568/13, EU:C:2014:2466, punt 49 en aldaar aangehaalde rechtspraak), mits deze methode objectief en niet-discriminerend is.” (ov. 55)
Hof van Justitie EU (C-198/16, ECLI:EU:C:2017:784, 19 oktober 2017) op eur-lex.europa.eu