Doorleggen van de aanbestedingsplicht
Belangrijkste jurisprudentie over het doorleggen van de aanbestedingsplicht.
Rechtsregel 1:
Een aanbestedende dienst kan zijn aanbestedingsplicht onder omstandigheden doorleggen aan een marktpartij, namelijk als er een noodzaak bestaat om deze door te leggen, wat betekent dat afgesproken wordt dat de marktpartij de aanbestedingsplicht op zich neemt.
Rechtsregel 2:
Het doorleggen van de aanbestedingsplicht is niet toegestaan indien de aanbestedende dienst zelf kan aanbesteden. Uitgangspunt blijft dus dat een aanbestedende dienst zelf Europees moet aanbesteden en niet een derde met die plicht kan belasten.
Rechtsregel 1:
Een aanbestedende dienst kan zijn aanbestedingsplicht onder omstandigheden doorleggen aan een marktpartij, namelijk als er een noodzaak bestaat om deze door te leggen, wat betekent dat afgesproken wordt dat de marktpartij de aanbestedingsplicht op zich neemt.
Citaat Scala-arrest:
"Dat betekent niet, dat de richtlijn in geval van aanleg van een infrastructurele voorziening slechts wordt nageleefd, indien het gemeentebestuur zelf de in deze richtlijn omschreven aanbestedingsprocedures toepast. Het nuttig effect daarvan zou evengoed worden verzekerd, indien het gemeentebestuur op grond van de nationale wetgeving de exploitant-vergunninghouder door middel van de met hem gesloten overeenkomsten kon verplichten de overeengekomen werken uit te voeren volgens de in de richtlijn omschreven procedures, zulks ter vervulling van de verplichtingen die dienaangaande krachtens de richtlijn op het gemeentebestuur rusten. In dat geval moet de exploitant krachtens de met de gemeente gesloten overeenkomsten die hem vrijstellen van betaling van de bijdrage in de exploitatiekosten als tegenprestatie voor de aanleg van een openbare infrastructurele voorziening, worden beschouwd als houder van een uitdrukkelijke volmacht van de gemeente voor de aanleg van deze voorziening. Deze mogelijkheid dat de voorschriften van de richtlijn inzake bekendmaking worden toegepast door andere personen dan de aanbestedende dienst, is in artikel 3, lid 4, van de richtlijn uitdrukkelijk geregeld voor concessieovereenkomsten voor openbare werken." (ov. 100)
Hof van Justitie EU (C-399/98, 12 juli 2001) op eur-lex.europa.eu
Rechtsregel 2:
Het doorleggen van de aanbestedingsplicht is niet toegestaan indien de aanbestedende dienst zelf kan aanbesteden. Uitgangspunt blijft dus dat een aanbestedende dienst zelf Europees moet aanbesteden en niet een derde met die plicht kan belasten.
Citaat Commissie-Frankrijk:
"De redenering van het Hof in punt 100 van het reeds aangehaalde arrest Ordine degli Architetti e.a. betreffende de toepassing van richtlijn 93/37, doet aan deze conclusie geen afbreuk. Het Hof heeft met betrekking tot de naleving van genoemde richtlijn in geval van aanleg van een infrastructurele voorziening in omstandigheden als die welke aan hem waren voorgelegd, geoordeeld dat het niet nodig is dat het gemeentebestuur zelf de in deze richtlijn omschreven aanbestedingsprocedures toepast. Het nuttig effect van deze richtlijn werd even goed in acht genomen indien het gemeentebestuur op grond van de nationale wetgeving de exploitant-vergunninghouder kon verplichten, de overeengekomen werken uit te voeren volgens genoemde procedures.
Deze beoordeling vond plaats in de context van een bijzondere regeling inzake stedenbouw, volgens welke de vergunninghouder voor de verlening van een bouwvergunning een bijdrage aan de door zijn plan veroorzaakte aanlegkosten moest betalen. Deze laatste kon zich echter ertoe verbinden de infrastructurele voorzieningen in eigen beheer aan te leggen, onder gehele of gedeeltelijke aftrek van het verschuldigde bedrag. Volgens het Hof ging het in dit laatste geval om een overheidsopdracht voor de uitvoering van werken in de zin van richtlijn 93/37. Aangezien de gemeente echter niet kon kiezen wie met de aanleg van de voorzieningen zou worden belast, daar die persoon bij de wet was aangewezen in zijn hoedanigheid van eigenaar van de te verkavelen terreinen en houder van de bouwvergunning, mocht worden geconcludeerd dat de aanbestedingsprocedures, als alternatief voor de betaling aan de gemeente van een bijdrage in de kosten, in plaats van door de gemeente konden worden toegepast door de vergunninghouder, de enige persoon die volgens de wet de bouwwerken kon uitvoeren. Deze situatie verschilt van die waarop wet nr. 85-704 van toepassing is, die de keuze van de gedelegeerde aan de opdrachtgever laat en geen voorafgaande verplichtingen kent waarvoor de vergoeding die de gedelegeerde ontvangt een tegenprestatie zou vormen."(ov. 56 en 57)
Hof van Justitie EU (C-264/03, 20 oktober 2005) op eur-lex.europa.eu