Rechter acht zich niet bevoegd (week 10)
Subsidie | bevoegdheid rechter
Deze uitspraak gaat over het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoekster] tegen de gunningsbeslissing Europese aanbesteding Persoonlijke Gezondheidsomgeving van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 januari 2025. De rechter stelt in een mondelinge uitspraak dat hij niet bevoegd is het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening te behandelen. De voorzieningenrechter komt daarom niet toe aan de beoordeling van het spoedeisend belang of aan een inhoudelijk oordeel over de gunningsbeslissing. (ECLI:NL:RBZWB:2025:1041, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Datum uitspraak 25 februari 2025, Datum publicatie 3 maart 2025)
Feiten en omstandigheden
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoekster] tegen de gunningsbeslissing Europese aanbesteding Persoonlijke Gezondheidsomgeving van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 januari 2025. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [directeur] als directeur van [verzoekster] en de gemachtigden van de minister. Namens de minister zijn ook [naam 1] en [naam 2] aanwezig. De voorzieningenrechter stelt het volgende vast. In de subsidie-uitspraak ging het om een geschil tussen [verzoekster] en de minister over de zogeheten Open House regeling. De rechtbank heeft in die uitspraak geoordeeld dat die regeling aangemerkt moet worden als subsidie en dat de e-mail waartegen [verzoekster] bezwaar had gemaakt, daarom moet gelden als een besluit in de zin van de Awb. Dit betekent dat de minister het bezwaar in die zaak ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. De rechter zegt in een mondelinge uitspraak:
Geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de AwB
“De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gunningsbeslissing geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. In tegenstelling tot in de subsidie-uitspraak kwalificeert de niet openbare Europese aanbesteding Persoonlijke Gezondheidsomgeving niet als subsidie, nu niet wordt voldaan aan de vereisten van artikel 4:21, eerste lid, van de Awb.”
Veel zeggenschap over de invulling
“Anders dan bij de Open House regeling is de opdracht van de aanbesteding nauwkeurig omschreven, heeft de minister gelet op de subgunningscriteria veel zeggenschap over de invulling van de opdracht, is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de financiële vergoeding niet kostendekkend zou zijn en is de minister de initiatiefnemer: zij gaat immers op zoek naar een aanbieder die de benodigde diensten kan leveren onder de meest aantrekkelijke voorwaarden. Kortom: er is sprake van een commerciële transactie waarbij de minister betaalt voor aan haar geleverde diensten, en dus niet van subsidie.”
Conclusie en gevolgen
Uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening te behandelen. De voorzieningenrechter komt daarom niet toe aan de beoordeling van het spoedeisend belang of aan een inhoudelijk oordeel over de gunningsbeslissing.
(VdLC publishers/consultants BV, 12 maart 2025)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl