Onjuiste beoordeling inschrijving niet aannemelijk (week 3)
Manipulatief inschrijven | deskundigheid beoordelingscommissie
Deze zaak gaat over de aanbesteding ‘bloedanalysediensten hielprikscreening’ van het RIVM. De huidige vier screeningslaboratoria, waaronder IJsselland en Isala, hebben ingeschreven op de aanbesteding. Op 4 juni 2024 heeft het RIVM aan IJsselland meegedeeld dat hij voornemens is om de opdracht te gunnen aan Stichting Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ) en Isala. IJsselland heeft op 14 juni 2024 bezwaar gemaakt tegen het gunningsvoornemen van het RIVM. De rechter vindt dat IJsselland niet aannemelijk heeft weten te maken dat sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die ertoe zouden moeten leiden dat de beoordeling van de inschrijving van IJsselland door de beoordelingscommissie niet deugt. (ECLI:NL:RBDHA:2024:22443, Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 17 december 2024, Datum publicatie 20 januari 2025)
Feiten en omstandigheden
Dit kort geding gaat over de aanbesteding ‘bloedanalysediensten hielprikscreening’ van het RIVM. De overeenkomsten met de huidige vier screeningslaboratoria lopen eind 2025 af. Het RIVM heeft op 11 februari 2024 aangekondigd voornemens te zijn de bloedanalysediensten en aanverwante diensten voor de ‘neonatale hielprikscreening’ (NHS) aan te besteden. Het betreft een Europese aanbesteding volgens het regime voor sociale en andere specifieke diensten. De huidige vier screeningslaboratoria, waaronder IJsselland en Isala, hebben ingeschreven op de aanbesteding. Bij brief van 4 juni 2024 heeft het RIVM aan IJsselland meegedeeld dat hij voornemens is om de opdracht te gunnen aan Stichting Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ) en Isala. De inschrijving van IJsselland is als derde in de rangorde geëindigd. IJsselland heeft op 14 juni 2024 bezwaar gemaakt tegen het gunningsvoornemen van het RIVM. In reactie daarop heeft het RIVM de standstill-termijn verlengd. Vervolgens heeft het RIVM bij brief van 1 oktober 2024 op de bezwaren van IJsselland gereageerd en aangegeven dat het RIVM geen grondslag ziet om deze bezwaren te honoreren. IJsselland vordert het RIVM te gebieden de aanbesteding te staken en gestaakt te houden. De rechter zegt o.a.:
Geen foutieve prijsstelling
“Hoewel het RIVM niet betwist dat de inschrijfprijs van Isala circa 30% lager ligt dan het gemiddelde van de inschrijfprijzen en dus sprake is van een aanzienlijk prijsverschil, is het betoog van IJsselland onvoldoende om aan te nemen dat de inschrijfprijs van Isala irreëel is.”
“Op basis van de ontvangen informatie heeft het RIVM geconcludeerd dat Isala de opdracht juist heeft begrepen en dat er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat sprake is van een foutieve prijsstelling of onjuiste aannames over de aard en omvang van de werkzaamheden. Verder heeft het RIVM zich laten bijstaan door een kostendeskundige van KPMG. Hoewel onduidelijk is gebleven of KPMG de schriftelijke toelichting van Isala heeft ingezien, staat vast dat KPMG samen met het RIVM op locatie bij Isala is geweest. Tijdens dat locatiebezoek heeft Isala een cijfermatige onderbouwing gegeven van de door haar geoffreerde prijs ‘prijs per pasgeborene’ en daarbij zijn de daaraan ten grondslag liggende aannames parameters doorgesproken. Ook heeft Isala tijdens dat bezoek toegelicht welke investeringskosten, exploitatiekosten en materiaalkosten met het tarief worden afgedekt. Volgens het RIVM heeft dat onderzoek het beeld bevestigd dat sprake is van een gedegen kostenopbouw zoals voorgeschreven in de aanbestedingsstukken. Die conclusie is ook door KPMG onderschreven in haar brief van 1 oktober 2024. Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie het RIVM gedegen onderzoek heeft gedaan naar de inschrijfprijs van Isala en daarover – mede gelet op de bedrijfsvertrouwelijkheid van de onderbouwing van die inschrijfprijs – ook voldoende inzicht heeft verschaft aan IJsselland.”
Deskundigheid beoordelaars
“Het tweede bezwaar dat IJsselland aanvoert heeft betrekking op de deskundigheid van de beoordelingscommissie. Volgens IJsselland is de beoordelingscommissie onvoldoende deskundig om de inschrijvingen te kunnen beoordelen.”
“Zoals het RIVM terecht heeft opgemerkt, heeft het RIVM reeds in de Nota van Inlichtingen informatie over de samenstelling van de beoordelingscommissie en de expertise van de afzonderlijke commissieleden gedeeld (zie het antwoord op vraag 93 van de Nota van Inlichtingen, randnummer 3.16). Daarnaast heeft het RIVM in zijn brief van 1 oktober 2024 de deskundigheid van de beoordelingscommissie per beoordelaar gemotiveerd toegelicht en aangegeven dat de leden van de beoordelingscommissie samen voor meer dan 35 jaar ervaring in de hielprikscreening staan. Waarom de beoordelingscommissie desondanks niet voldoende deskundig zou zijn, heeft IJsselland vervolgens niet voldoende geconcretiseerd. IJsselland heeft weliswaar aangevoerd dat twee leden van de commissie recent voor het RIVM zijn gaan werken en geen (specifieke) deskundigheid hebben op het gebied van de diensten waarop de aanbesteding betrekking heeft, maar zij laat na om te concretiseren om welke personen het zou gaan en waarom dit zou afdoen aan de deskundigheid van de betreffende personen. Ook de stelling van IJsselland dat één van de personen van de beoordelingscommissie het voormalig hoofd van het referentielaboratorium is en mogelijk vooringenomen is althans de schijn van vooringenomenheid heeft, heeft zij onvoldoende gemotiveerd. Het RIVM heeft meermaals bevestigd dat het voormalig hoofd van het referentielaboratorium niet betrokken is geweest bij de aanbestedingsprocedure. IJsselland heeft verder niet toegelicht waar zij haar stelling op baseert en waarom aan de ontkenning van het RIVM zou moeten worden getwijfeld. Dat sprake is van (schijn van) vooringenomenheid van een lid van de beoordelingscommissie, is daarom niet aannemelijk geworden.”
Slotsom is dat IJsselland niet aannemelijk heeft weten te maken dat op de door haar genoemde punten sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die ertoe zouden moeten leiden dat de voorzieningenrechter – ondanks de beperkte toetsingsruimte zoals vermeld onder 5.12 – kan concluderen dat de beoordeling van de inschrijving van IJsselland door de beoordelingscommissie niet deugt. Voor de gevorderde hernieuwde beoordeling, laat staan staking van de aanbesteding is dus geen plaats.
(VdLC publishers/consultants BV, 22 januari 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl