Sociale en andere specifieke diensten
De belangrijkste jurisprudentie over sociale en andere specifieke diensten.
Rechtsregel 1:
Bij een open house- en bij een SAS-procedure geldt dat een aanbestedende dienst de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht dient te nemen.
Rechtsregel 2:
Het opnemen van een maximumpercentage winst als eis in een aanbesteding is toegestaan in het licht van de problematiek rondom fraude met zorggelden in het sociaal domein. Men mag een sanctie opleggen voor overschrijding van de eis, maar dient wel eerst in dialoog te treden met de zorgaanbieder en die moet zich kunnen verklaren.
Rechtsregel 3:
Gemeenten mogen bij inkoopprocedures in het sociaal domein, als zij de uitvoering door derden (zorgaanbieders) laten verrichten, zelf de tarieven bepalen. Wel moeten zij een goede verhouding waarborgen tussen (i) de prijs voor de levering van de zorg en (ii) de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Daarbij moet rekening worden gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Anders gezegd: de tarieven moeten reëel zijn en niet ten koste gaan van de kwaliteit. Dit volgt niet alleen uit de aanbestedingsrechtelijke en bestuursrechtelijke beginselen van proportionaliteit en evenredigheid, maar staat meer in het bijzonder in art. 2.12 Jeugdwet en art. 2.6.6 Wmo 2015.
Rechtsregel 4:
De verplichting tot het vaststellen van reële tarieven rusten niet alleen op gemeenten. Ook zorgkantoren zijn hieraan gehouden, als zij lagere tarieven wensen vast te stellen dan de maximum tarieven, die de Nederlandse Zorgautoriteit op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg heeft vastgesteld.
Rechtsregel 1:
Bij een open house- en bij een SAS-procedure geldt dat een aanbestedende dienst de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht dient te nemen.
Citaat:
‘Daarbij tekent de voorzieningenrechter nog aan dat die voorwaarden op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel moeten berusten op deugdelijk onderzoek. Het ligt in het verlengde daarvan voor de hand Gemeente Lelystad, zoals ook het klachtenmeldpunt aanneemt, inzicht geeft in hoe zij tot de voorwaarden rondom het aantal uren per week is gekomen. Voor wat betreft de vraag of die voorwaarden proportioneel zijn, weegt hier in het bijzonder mee dat de zorg die bij SGGZ en FACT van zorgaanbieders wordt verlangd, meebrengt dat zij gedurende een zekere periode een bijzondere verantwoordelijkheid dragen voor hun cliënten. Het (maximaal of gemiddeld) aantal uren per week aan zorg en de mate van flexibiliteit daarbij moet een redelijk efficiënt functionerend zorgaanbieder in staat kunnen stellen zich van die verantwoordelijkheid te kwijten, mede gelet op de kwaliteitseisen waaraan zij is onderworpen. Daarbij kan de vraag spelen of het, gelet op het (eventueel grillige) verloop van een behandeling, reëel is dat slechts binnen een maand de mogelijkheid wordt geboden om het aantal uren zorg te middelen, wat er feitelijk toe leidt dat ‘niet-benutte’ uren niet kunnen worden ‘meegenomen’ naar een volgende maand. Het is de vraag waar die beperking toe dient en of zij proportioneel is. De voorzieningenrechter kan die vraag niet beantwoorden. Het is aan Gemeente Lelystad om met dit aspect rekening te houden en uit te leggen hoe zij dat heeft gedaan. Het ligt voor de hand dat Gemeente Lelystad bij het bepalen van een (maximaal of gemiddeld) aantal uren zorg – en de vraag of ‘niet-benutte’ uren kunnen worden ‘meegenomen’ naar een volgend tijdvak – acht slaat op historische gegevens, die niet beslissend maar wel relevant zijn. (ro 3.20 1e zaak)
Rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2021:2420, 10 juni 2021) op rechtspraak.nl
Rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2021:4608ca, 24 augustus 2021) op rechtspraak.nl
Rechtsregel 2:
Het opnemen van een maximumpercentage winst als eis in een aanbesteding is toegestaan in het licht van de problematiek rondom fraude met zorggelden in het sociaal domein. Men mag een sanctie opleggen voor overschrijding van de eis, maar dient wel eerst in dialoog te treden met de zorgaanbieder en die moet zich kunnen verklaren.
Citaat:
‘De strekking van § 13 PvE is dat het behalen van excessieve winsten met de uitvoering van de opdracht onwenselijk is. Zou het voorkomen dat een zorgaanbieder meer dan 8% winst zou behalen en dat die winst in overwegende mate is behaald met een andere activiteit dan, in dit geval, de uitvoering van Begeleiding Groep op basis van het contract met de gemeenten, dan volgt uit een objectieve uitleg van § 13 PvE dat er dan geen sprake is van een excessief hoge winst en het niet sober omgaan met Wmo-geld. In zo’n geval zouden de gemeenten niet de in § 13 onder 3 bedoelde sancties (audits, terugvordering van declaraties en beëindiging van het contract) kunnen toepassen.De gemeenten hebben ter uitwerking van hun in nr. 6.5.7 van de conclusie van antwoord ingenomen verweer er in § 2.11 van de memorie van antwoord op gewezen dat fraude met zorggelden hoog op de politieke agenda staat, dat er grote zorgen bestaan over de hoge winsten die zorgaanbieders soms behalen en dat de Algemene Rekenkamer en de regering aan gemeenten hebben aanbevolen dat zij het voorkomen van bovenmatige winsten verder tegengaan door naast het toezichtinstrumentarium dat al bestaat daarover contractuele voorzieningen te treffen met de zorgaanbieders. In het licht van dit verweer kan niet worden volgehouden dat de gemeenten met § 13 PvE de publiekrechtelijke regeling op een onaanvaardbare wijze doorkruisen.’ (ro 3.21)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2023:1071, 7 februari 2023) op rechtspraak.nl
Rechtsregel 3:
Gemeenten mogen bij inkoopprocedures in het sociaal domein, als zij de uitvoering door derden (zorgaanbieders) laten verrichten, zelf de tarieven bepalen. Wel moeten zij een goede verhouding waarborgen tussen (i) de prijs voor de levering van de zorg en (ii) de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Daarbij moet rekening worden gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Anders gezegd: de tarieven moeten reëel zijn en niet ten koste gaan van de kwaliteit. Dit volgt niet alleen uit de aanbestedingsrechtelijke en bestuursrechtelijke beginselen van proportionaliteit en evenredigheid, maar staat meer in het bijzonder in art. 2.12 Jeugdwet en art. 2.6.6 Wmo 2015.
Citaat:
‘In rov. 5.36 concludeert de voorzieningenrechter op grond van de voorgaande overwegingen dat de H10-gemeenten onvoldoende aannemelijk hebben weten te maken dat zij reële, kostendekkende tarieven hebben vastgesteld die voldoen aan de eisen van de Jeugdwet. In de gedachtegang van de voorzieningenrechter hebben de H10-gemeenten de kans gehad om tegenover de bezwaren van Jeugdformaat c.s. te onderbouwen dat de door hen vastgestelde tarieven voldoen aan de eisen van de Jeugdwet, maar zijn zij daarin niet geslaagd. Daarbij past een veroordeling om de tarieven alsnog in overeenstemming te brengen met die eisen’ (ro. 5.18)
Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2020:1120, 7 juli 2020) op rechtspraak.nl
Rechtsregel 4:
De verplichting tot het vaststellen van reële tarieven rusten niet alleen op gemeenten. Ook zorgkantoren zijn hieraan gehouden, als zij lagere tarieven wensen vast te stellen dan de maximum tarieven, die de Nederlandse Zorgautoriteit op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg heeft vastgesteld.
Citaat:
‘ Voor zover de 5 zorgkantoren namelijk zouden moeten worden aangemerkt als niet-aanbestedingsplichtige entiteiten acht de voorzieningenrechter uitsluiting van de aanbestedingsbeginselen in verband met de bijzondere omstandigheden van dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (zie: HR 3 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2900). De zorgkantoren die hiertoe zijn overgegaan zijn desondanks gebonden aan de aanbestedingsbeginselen. De inkoopprocedures vertonen grote gelijkenissen met gereguleerde aanbestedingsprocedures. Dat is onbetwist en behoeft dan ook geen nadere uitwerking. Verder hebben de vijf zorgkantoren in diverse opzichten een bijzondere positie, die zich door het volgende kenmerkt. De doelstelling van zorgkantoren is om te voorzien in een behoefte van algemeen belang. Zij moeten ervoor zorgen dat mensen de juiste langdurige zorg krijgen die zij nodig hebben. Zij hebben daartoe ook een wettelijke zorgplicht. (ro. 5.2 en 5.3 1e uitspraak)
Rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2020:9527, 1 oktober 2020) op rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2020:544, 28 januari 2020) op rechtspraak.nl