Rechtsklachten en motiveringsklachten ernstige beroepsfout treffen geen doel (week 8)
Schadevergoeding
In deze bodemprocedure vordert CTS een verklaring voor recht dat de Staat jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door de Combinatie in 2013 niet uit te sluiten van een aanbestedingsprocedure voor taxivervoer voor mensen met een mobiliteitsbeperking. Het hof wees de verweren van VWS af dat achteraf gezien ook CTS had moeten worden uitgesloten wegens een ernstige beroepsfout en dat de onrechtmatige daad van VWS niet aan de Staat kan worden toegerekend. De Staat voert tegen deze oordelen rechtsklachten en motiveringsklachten aan. De procureur-generaal stelt dat geen van die klachten doel treft. (ECLI:NL:PHR:2025:207, Parket bij de Hoge Raad, Datum uitspraak 14 februari 2025, Datum publicatie 20 februari 2025)
Feiten en omstandigheden
In 2012 schreef VWS een aanbestedingsprocedure uit voor taxivervoer voor mensen met een mobiliteitsbeperking. Op enig moment is medegedeeld dat VWS voornemens was de opdracht te gunnen aan een combinatie van ondernemingen (hierna: de Combinatie). CTS1, op dat moment de zittende aanbieder, werd tweede. Kort na het besluit tot voorlopige gunning van de opdracht aan de Combinatie heeft de mededingingsautoriteit boetes opgelegd aan twee leden van de Combinatie vanwege overtredingen van het kartelverbod enkele jaren voordat de aanbesteding van VWS plaatsvond. Vaststaat dat die mededingingsinbreuken kwalificeren als ‘ernstige beroepsfout’ in aanbestedingsrechtelijke zin. Volgens de door VWS gehanteerde aanbestedingsvoorwaarden vormde een ernstige beroepsfout een uitsluitingsgrond. Op basis van een toetsing van die uitsluitingsgrond aan het evenredigheidsbeginsel besloot VWS echter de Combinatie niet uit te sluiten en haar de opdracht definitief te gunnen.
In kort geding kwam CTS tegen deze beslissing op. De voorzieningenrechter stelde haar in het gelijk. Hij overwoog daartoe dat, nu was vastgesteld dat aan de zijde van de Combinatie een ernstige beroepsfout was begaan, VWS geen ruimte had om een evenredigheidstoets uit te voeren. De voorzieningenrechter legde VWS een verbod op om de opdracht aan de Combinatie te gunnen (maar niet tevens een gebod om de opdracht aan CTS te gunnen). Het hof Den Haag draaide die beslissing terug en gebood VWS om de opdracht alsnog aan de Combinatie te gunnen. CTS ging in cassatie. De Hoge Raad stelde in 2015 prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie). Dat oordeelde kort gezegd dat op grond van het transparantiebeginsel de tekst van de aanbestedingsvoorwaarden prevaleerde en er geen ruimte was voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. Daarop heeft de Hoge Raad het arrest van het hof Den Haag vernietigd en het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Daarmee kwam definitief vast te staan dat VWS in 2013 de opdracht niet aan de Combinatie had mogen gunnen. Het oordeel van het Parket bij de Hoge Raad:
Geen van de klachten treft doel
“In de onderhavige bodemprocedure vordert CTS een verklaring voor recht dat de Staat jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door de Combinatie in 2013 niet uit te sluiten van de aanbesteding. Tevens vordert CTS dat de Staat wordt veroordeeld tot vergoeding van schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van het mislopen van de opdracht. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen omdat ook in het scenario dat de opdracht niet aan de Combinatie zou zijn gegund, er ook een intransparante aanbestedingsprocedure zou zijn geweest en er daarom een nieuwe aanbesteding had moeten worden uitgeschreven met onzekere uitkomst. Het causaal verband tussen de onrechtmatige daad van VWS en de gestelde schade van CTS is daarom doorbroken. Hierover oordeelde het hof in hoger beroep anders. Het hof wees ook de verweren van VWS af dat achteraf gezien ook CTS had moeten worden uitgesloten wegens een ernstige beroepsfout en dat de onrechtmatige daad van VWS niet aan de Staat kan worden toegerekend. De Staat voert tegen deze oordelen rechtsklachten en motiveringsklachten aan. De procureur-generaal stelt dat geen van die klachten doel treft.”
(VdLC publishers/consultants BV, 26 februari 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl