Publiekrechtelijke instelling – Algemeen en rechtspersoonlijkheid
In dit onderdeel treft u jurisprudentie en adviezen aan die meer inzicht geven in de definitie van publiekrechtelijke instelling en het aspect: bezitten van rechtspersoonlijkheid.
Rechtsregel 1:
Het begrip 'publiekrechtelijke instelling' moet functioneel en ruim worden uitgelegd. Dat betekent dat door nationaalrechtelijke begrippen en constructies moet worden heen gekeken en dat van uitzonderingen op het begrip niet snel sprake zal zijn.
Rechtsregel 2:
Aan de hand van de feitelijke en juridische situatie moet worden bekeken of sprake is van een publiekrechtelijke instelling. De nationale lijst van publiekrechtelijke instellingen is niet maatgevend bij de beoordeling van de vraag of een entiteit een publiekrechtelijke instelling is. De lijst is niet-limitatief. Daarnaast kan de EU rechter oordelen dat een instelling vermeld in de nationale lijst geen publiekrechtelijke instelling is in de zin van de richtlijn.
Rechtsregel 3:
Alle opdrachten die een publiekrechtelijke instelling plaatst vallen onder het Europese aanbestedingsrecht. Dus ook opdrachten die niet betrekking hebben op de uitoefening van de publieke taak, maar verband houden met activiteiten die daarnaast worden verricht op een markt met concurrentie.
Rechtsregel 4:
Een publiekrechtelijke instelling is niet altijd tevens een bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 lid 1 onder a Awb, waardoor de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet van toepassing zijn, indien deze publiekrechtelijke instelling aanbesteedt
Rechtsregel 1:
Het begrip 'publiekrechtelijke instelling' moet functioneel en ruim worden uitgelegd. Dat betekent dat door nationaalrechtelijke begrippen en constructies moet worden heen gekeken en dat van uitzonderingen op het begrip niet snel sprake zal zijn.
Citaat Commissie/Spanje arrest:
"Verder heeft het Hof bij herhaling geoordeeld, dat het begrip „publiekrechtelijke instelling", gelet op de dubbele doelstelling van openstelling voor concurrentie en transparantie die de richtlijnen betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten nastreven, een functionele uitlegging moet krijgen. Het Hof heeft verder gepreciseerd dat het begrip „publiekrechtelijke instelling", gelet op deze dubbele doelstelling, in ruime zin moet worden opgevat."(ov. 53)
Hof van Justitie EU (C-214/00, 15 mei 2003) op eur-lex.europa.eu
Citaat Commissie/Spanje (SIEPSA) arrest:
"In deze context heeft het Hof opgemerkt dat volgens vaste rechtspraak, gelet op de dubbele doelstelling van openstelling voor concurrentie en transparantie die de genoemde richtlijn nastreeft, dat begrip een functionele en ruime uitlegging moet krijgen." (ov. 73)
Hof van Justitie EU (C-283/00, 16 oktober 2003) op eur-lex.europa.eu
Rechtsregel 2:
Aan de hand van de feitelijke en juridische situatie moet worden bekeken of sprake is van een publiekrechtelijke instelling. De nationale lijst van publiekrechtelijke instellingen is niet maatgevend bij de beoordeling van de vraag of een entiteit een publiekrechtelijke instelling is. De lijst is niet-limitatief. Daarnaast kan de EU rechter oordelen dat een instelling vermeld in de nationale lijst geen publiekrechtelijke instelling is in de zin van de richtlijn.
Citaat A. Truley arrest:
"Gelet op deze dubbele doelstelling van openstelling voor concurrentie en transparantie, moet het begrip „publiekrechtelijke instelling" in ruime zin worden opgevat.
Hieruit volgt dat, als een bepaalde instelling niet voorkomt op de lijst van bijlage I bij richtlijn 93/37, van geval tot geval de situatie feitelijk en rechtens moet worden nagegaan om te onderzoeken of de instelling al dan niet voorziet in een behoefte van algemeen belang." (ov. 43 en 44)
Hof van Justitie EU (C-373/00, 27 februari 2003) op eur-lex.europa.eu
Bevestigd in AOK arrest:
"Dienaangaande moet erop worden gewezen dat de betrokken gemeenschapsregeling, namelijk richtlijn 2004/18, zowel materiële voorschriften als artikel 1, lid 9, tweede alinea, van deze richtlijn bevat, met de voorwaarden voor kwalificatie van een instelling als aanbestedende dienst in de zin van deze richtlijn, als maatregelen tot toepassing van deze materiële voorschriften, zoals de opneming in bijlage III bij deze richtlijn van een niet-uitputtende lijst van publiekrechtelijke instellingen die worden geacht aan deze voorwaarden te voldoen. In deze context dient de gemeenschapsrechter bij een gemotiveerd verzoek in deze zin van een nationale rechter zich te vergewissen van de interne coherentie van de betrokken gemeenschapshandeling, door na te gaan of de opneming van een gegeven instelling op deze lijst strookt met een correcte toepassing van de materiële criteria van deze bepaling. Dit wordt van het Hof vereist in het belang van de rechtszekerheid, die een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht is."(ov. 45)
Hof van Justitie EU (C-300/07, 11 juni 2009) op eur-lex.europa.eu
Uitgebreid in IVD/Ärtzekammer arrest:
“Zoals de advocaat-generaal in de punten 20 en 21 van zijn conclusie in herinnering heeft gebracht, wordt met de vermelding van een bepaalde instelling in deze bijlage echter slechts uitvoering gegeven aan het in artikel 1, lid 9, tweede alinea, van richtlijn 2004/18 vermelde materiële voorschrift, zonder dat daaruit een onweerlegbaar vermoeden voortvloeit dat deze instelling een „publiekrechtelijke instelling” in de zin van deze bepaling is. Bijgevolg dient de Unierechter, bij een gemotiveerd verzoek in deze zin van een nationale rechter, zich te vergewissen van de interne coherentie van deze richtlijn, door na te gaan of de vermelding van een instelling in deze bijlage een correcte toepassing vormt van dit materiële voorschrift.” (pt. 18)
Hof van Justitie EU (C-526/11, 5 oktober 2011) op eur-lex.europa.eu
Rechtsregel 3:
Alle opdrachten die een publiekrechtelijke instelling plaatst vallen onder het Europese aanbestedingsrecht. Dus ook opdrachten die niet betrekking hebben op de uitoefening van de publieke taak, maar verband houden met activiteiten die daarnaast worden verricht op een markt met concurrentie.
Citaat Aigner arrest:
"Er zij in dit verband aan herinnerd dat de problematiek die aan deze vraag ten grondslag ligt, door het Hof voor het eerst is onderzocht in de zaak die heeft geleid tot het arrest Mannesmann Anlagenbau Austria e.a., dat betrekking had op de uitlegging van richtlijn 93/37 betreffende overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken. Het Hof is in punt 35 van dat arrest tot de conclusie gekomen dat alle door een instelling met de hoedanigheid van aanbestedende dienst geplaatste opdrachten, van welke aard ook, onder de regels van deze richtlijn moeten vallen." (ov. 50)
"Deze conclusie dient zich tevens aan voor entiteiten die in hun boekhouding een duidelijke interne scheiding nastreven tussen de activiteiten die zij uitoefenen ter vervulling van hun taak te voorzien in behoeften van algemeen belang, en de activiteiten die zij uitoefenen onder mededingingsvoorwaarden." (ov. 52)
"...kan er namelijk ernstig aan worden getwijfeld of het in werkelijkheid mogelijk is een dergelijke scheiding door te voeren tussen de verschillende activiteiten van een entiteit die één enkele rechtspersoon vormt, die één enkele regeling inzake vermogen en eigendom kent en waarvan de beslissingen inzake leiding en beheer in één hand blijven, nog afgezien van talrijke andere, praktische bezwaren ten aanzien van het controleren, voor- en achteraf, dat de verschillende werkterreinen van de betrokken entiteit volledig zijn gescheiden en dat de betrokken activiteit tot het ene of het andere gebied behoort." (ov. 53)
Hof van Justitie EU (C-393/06, 10 april 2008) op eur-lex.europa.eu
Rechtsregel 4 :
Een publiekrechtelijke instelling is niet altijd tevens een bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 lid 1 onder a Awb, waardoor de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet van toepassing zijn, indien deze publiekrechtelijke instelling aanbesteedt.
Citaat:
‘Uitgangspunt van het aanbestedingsrecht is dat door aanbestedende diensten, zoals in dit geval Saxion, een gelijk speelveld wordt gecreëerd, waarbij de mededinging wordt gestimuleerd en inschrijvers een gelijke en eerlijke kans krijgen op gunning van de Opdracht. Dat daarbij aanbestedingsrechtelijke beginselen van toepassing zijn, is tussen partijen niet in geschil. Partijen verschillen wel van mening over de vraag of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing zijn. Elis stelt dat dit niet het geval is, terwijl Saxion zich op het standpunt stelt dat dit wel het geval is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gelden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in deze kwestie niet. Saxion is geen bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en zij oefent bij het contracteren van een leverancier ter zake de levering van sanitaire voorzieningen geen publiekrechtelijke bevoegdheid uit. Bij privaatrechtelijke rechtshandelingen van bestuursorganen in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder b Awb is doorwerking van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan de orde’ (ro. 4.13)
Rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2022:3454, 14 november 2022) op rechtspraak.nl
- Behoeften van algemeen belang
- Financiering, beheer en toezicht