Openbare selectieprocedure was niet nodig voor uitbreiding De Lepelaar (week 12)
Didam | openbare selectieprocedure
De Staat (het Rijksvastgoedbedrijf) heeft het voornemen bekend gemaakt om een huurovereenkomst aan te gaan ter zake van de uitbreiding van het laadstation De Lepelaar. Op 2 oktober 2024 heeft Shell bezwaar gemaakt. Volgens Shell is de voorgenomen gunning in strijd met het gelijkheidsbeginsel en moet het Rijksvastgoedbedrijf een openbare selectieprocedure doorlopen, waarmee Shell de gelegenheid wordt gesteld om mee te dingen naar de huurovereenkomst en/of de vergunning voor het laadstation. Shell heeft volgens de rechter echter niet aannemelijk gemaakt dat het voornemen onrechtmatig of in strijd met het gelijkheidsbeginsel is vanwege het niet-naleven van de Didam-regels en evenmin dat de Staat verplicht zou zijn om een openbare selectieprocedure te houden. (ECLI:NL:RBDHA:2025:4022, Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 29 januari 2025, Datum publicatie 20 maart 2025)
Feiten en omstandigheden
De Staat (het Rijksvastgoedbedrijf) heeft zijn voornemen bekend gemaakt om een huurovereenkomst aan te gaan ter zake van de uitbreiding van het laadstation De Lepelaar. Daarbij heeft de Staat de mogelijkheid opengesteld om voor 3 oktober 2024 bezwaar te maken tegen het Voornemen. In het Voornemen heeft de Staat toegelicht dat hij van mening is dat de overeenkomst kan worden gesloten met de beoogde wederpartij, omdat er slechts één gegadigde in aanmerking komt om de grond in verhuur aan te bieden, aangezien die gegadigde beschikt over een publiekrechtelijke vergunning en de verhuur van het perceel niet in strijd is met de Benzinewet of de rechten van derden. De Staat heeft daarbij vermeld dat andere partijen zich als potentiële gegadigde(n) kunnen melden bij het Rijksvastgoedbedrijf door schriftelijk en gemotiveerd met overlegging van bewijsstukken kenbaar te maken dat zij ook aan de genoemde voorwaarden voldoen, waarna zo nodig een openbare inschrijvingsprocedure wordt gestart. Op 2 oktober 2024 heeft Shell bezwaar gemaakt tegen het Voornemen. Volgens Shell is de voorgenomen gunning in strijd met het gelijkheidsbeginsel en moet het Rijksvastgoedbedrijf een openbare selectieprocedure doorlopen, waarmee Shell de gelegenheid wordt gesteld om mee te dingen naar de huurovereenkomst en/of de vergunning voor het laadstation. De Staat heeft bij brief van 15 oktober 2024 aan Shell meegedeeld dat haar bezwaar ongegrond is, omdat (samengevat) Shell niet voldoet aan de gestelde voorwaarden. Shell stapt naar de rechter en die zegt er o.a. het volgende over:
Geen beperking in aantal laadpalen
“De Staat heeft voldoende onderbouwd dat bij de toewijzing aan Fastned in 2012 van het recht de basisvoorziening ‘energielaadpunt’ te exploiteren op De Lepelaar niet van enige beperking in het aantal ‘laadpalen’ sprake is geweest. De Wbr-vergunning die vervolgens in 2015 op verzoek van Fastned is verleend rept van twee ‘snellaadpunten’, kennelijk omdat dat het aantal laadpunten was dat Fastned op dat moment op het energielaadpunt wilde exploiteren. Er is geen reden om aan te nemen dat het verlenen van een Wbr-vergunning voor (een oplaadstation met) twee ‘snellaadpunten’ in 2015 zou betekenen dat (daardoor) het aan Fastned in 2012 verleende recht tot het exploiteren van de basisvoorziening tot 2030 vanaf dat moment in omvang zou zijn gemaximeerd tot twee ‘laadpalen’. In dat verband moet nog bedacht worden dat de omvang van de locatie waarop Fastned na de gunning van de basisvoorziening het energielaadpunt zou gaan exploiteren op het moment van gunning nog niet duidelijk was. Dat zou pas duidelijk worden wanneer (na verlening van de Wbr-vergunning) een door de Staat met Fastned te sluiten huurovereenkomst gestalte zou krijgen. De contouren van die overeenkomst stonden ten tijde van de gunning in 2012 aan Fastned, nog niet vast.”
Fastned enige serieuze gegadigde
“Ook het standpunt van Shell dat de Staat Fastned niet als enige serieuze gegadigde heeft mogen beschouwen als huurder van het perceel waarop het Voornemen betrekking heeft kan niet worden gevolgd. Op grond van de Didam-doctrine moet bij de beoordeling van de vraag of de Staat Fastned in redelijkheid als enige serieuze kandidaat heeft mogen aanmerken worden getoetst of het oordeel van de Staat is gebaseerd op objectieve, toetsbare en redelijke criteria. De Staat heeft in dit verband – terecht – aangevoerd dat hem de nodige beleidsruimte toekomt bij het formuleren van criteria om te toetsen of sprake is van één serieuze gegadigde.”
Wbr-vergunning
“De Staat heeft in zijn brief van 25 oktober 2023 aan marktpartijen meegedeeld dat een partij voor het realiseren van een aanvullende voorziening op een verzorgingsplaats dient te beschikken over een Wbr-vergunning en over de privaatrechtelijke toestemming van de Staat als eigenaar van de verzorgingsplaats. De Staat heeft de daarbij geldende toetsingscriteria in de brief vermeld. Omdat Fastned als enige over de vereiste Wbr-vergunning (beter gezegd: een gewijzigde vergunning) beschikte heeft de Staat in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat Fastned als de enige serieuze gegadigde moet worden aangemerkt voor het perceel waarop het Voornemen betrekking heeft. Daar komt bij dat de Staat voldoende heeft onderbouwd dat Shell weliswaar bezwaar heeft gemaakt tegen het Voornemen, maar dat zij niet heeft aangetoond dat zij ook als gegadigde moest worden aangemerkt, zoals in het Voornemen was voorgeschreven. Zij heeft geen vergunning aangevraagd, en dus ook geen vergunning verkregen, voor een aanvullende voorziening op De Lepelaar.”
Shell heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat het Voornemen onrechtmatig of in strijd met het gelijkheidsbeginsel is vanwege het niet-naleven van de Didam-regels en evenmin dat de Staat verplicht zou zijn om een openbare selectieprocedure te houden.
(VdLC publishers/consultants BV, 26 maart 2025)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl