Niet afgeweken van de gekozen beoordelingssystematiek (week 51 en 52)
Beoordeling van de kwaliteit | beoordelingssystematiek | motivering
Bij een Europese openbare aanbesteding voor de tijdelijke inhuur van ICT-Professionals ten behoeve van de Staat heeft de Combinatie bezwaar gemaakt tegen de voorlopige gunningsbeslissing en het IUC-EZK verzocht om de gunningsbeslissing in te trekken. De Combinatie heeft volgens de rechter haar stelling dat het IUC-EZK bij de beoordeling van de inschrijving van de Combinatie is afgeweken van de gekozen beoordelingssystematiek niet onderbouwd. Gelet op de beoordeling van de inhoudelijke bezwaren van de Combinatie, kan zij ook niet worden gevolgd in haar standpunt dat het IUC-EZK bij de beoordeling alleen op sleutelwoorden heeft gecontroleerd en niet op inhoud. (ECLI:NL:RBDHA:2024:21508, Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 16 oktober 2024, Datum publicatie 20 december 2024)
Feiten en omstandigheden
Op 16 januari 2024 heeft het Inkoop Uitvoering Centrum EZK (IUC-EZK) de aankondiging gedaan voor de een Europese openbare aanbesteding voor de tijdelijke inhuur van ICT-Professionals ten behoeve van de deelnemende onderdelen van de Staat. Het doel van de aanbesteding is om ten behoeve van de Deelnemers met zeven inschrijvers een raamovereenkomsten te sluiten voor de tijdelijke inhuur van ICT-professionals. De Raamovereenkomsten hebben een maximale looptijd van vier jaar en twee (2) maanden en maximale omvang van € 588.000.000 (plafondbedrag) exclusief btw. Voor de Opdracht hebben zich 21 partijen ingeschreven, waaronder Bergler en Harvey Nash, die zich als combinatie hebben ingeschreven. Bij brief van 4 juli 2024 heeft het IUC-EZK aan de Combinatie meegedeeld dat zij als elfde is geëindigd en dat zij niet voor gunning in aanmerking komt. Uit de toelichting bij deze voorlopige gunningsbeslissing volgt dat de Combinatie 40 punten minder heeft behaald dan de inschrijver die als zevende in de rangorde is geëindigd. Bij brief van 19 juli 2024 heeft de Combinatie bezwaar gemaakt tegen de voorlopige gunningsbeslissing en het IUC-EZK verzocht om de gunningsbeslissing in te trekken. Op 22 juli 2024 heeft het IUC-EZK aan de Combinatie meegedeeld dat er geen aanleiding is om de cijfers voor Kwaliteitswensvragen 2 en 3 te wijzigen. De Combinatie vordert de Staat te verbieden uitvoering te geven aan de voorlopige gunningsbeslissing. Het oordeel van de rechter:
Hogere beoordeling leidt tot gunning
“Vast staat dat een hogere beoordeling van een van deze twee Kwaliteitswensvragen ertoe zou leiden dat de Combinatie de score van de huidige nummer zeven in de rangorde overtreft en daarmee voor gunning in aanmerking zou komen. In dit kort geding moet dus worden beoordeeld of aannemelijk is dat de Combinatie voor een van beide Kwaliteitswensvragen een hogere score had moeten krijgen of dat de beoordeling om andere redenen geen stand kan houden en herbeoordeling dan wel heraanbesteding aangewezen is.”
Te stellige motivering onvoldoende voor hogere beoordeling
“Het belangrijkste bezwaar van de Combinatie tegen de beoordeling van deelvraag 1 is het oordeel in de gunningsbeslissing dat de Combinatie geen enkel inzicht heeft gegeven de in te ondernemen stappen qua fasering of volgordelijkheid. Mede gelet op de erkenning van het IUC-EZK dat in de inschrijving van de Combinatie (bij deelvraag 3) wel een stappenplan was opgenomen, is dit oordeel in de gunningsbeslissing, minst genomen, te stellig geformuleerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze te stellige motivering echter onvoldoende voor de conclusie dat gehele beoordeling onzorgvuldig is of dat de inschrijving van de Combinatie alleen al daarom een hogere beoordeling had moeten krijgen. In de brief van 22 juli 2024 heeft het IUC-EZK immers toegelicht dat blijft staan dat de implementatie-aanpak zeer beperkt is en dat de Combinatie niet heeft onderbouwd waarom de door haar beschreven stappen effectief zouden kunnen zijn.”
‘Waterval’
“In haar inschrijving heeft de Combinatie een hybride werkwijze geadviseerd die bestaat uit een combinatie van “Agile” en “Waterval”. Volgens de beoordelingscommissie wordt alleen de Agile-methodiek als effectief beoordeeld en heeft de Combinatie niet geconcretiseerd hoe de beschreven manier van werken toegepast kan worden op de casus en wat er voor nodig is om deze werkend te krijgen. Het standpunt van de Combinatie dat deze kritiek kant noch wal raakt, volgt de voorzieningenrechter niet. Tussen partijen staat niet ter discussie dat “Waterval” passend is in een statische (werk)omgeving en dat “Agile” past bij een veranderende werkomgeving en dat in de casus een snelgroeiende en dus veranderende werkomgeving is beschreven. Hieruit volgt dat het oordeel van de beoordelingscommissie dat alleen Agile passend wordt geacht – en daarmee het kritiekpunt over het toepassen van “Waterval” – niet zonder meer onbegrijpelijk is. Hoewel dat wel op haar weg lag, heeft de Combinatie niet aannemelijk gemaakt dat uit haar inschrijving kan worden afgeleid hoe en waarom en voor welke onderdelen de door haar voorgestelde werkwijze met “Waterval” in de concrete casus, met de veranderende werkomgeving, effectief is.”
Afwijking beoordelingssystematiek niet onderbouwd
“De Combinatie heeft haar stelling dat het IUC-EZK bij de beoordeling van de inschrijving van de Combinatie is afgeweken van de gekozen beoordelingssystematiek niet onderbouwd. Mede gelet op wat hiervoor over de inhoudelijke bezwaren is overwogen, heeft de Combinatie niet concreet gemaakt welke criteria het IUC-EZK zou hebben gebruikt die niet eerder terugkomen dan in de gunningsbeslissing. Gelet op de beoordeling van de in inhoudelijke bezwaren van de Combinatie, kan zij ook niet worden gevolgd in haar standpunt dat het IUC-EZK bij de beoordeling alleen op sleutelwoorden heeft gecontroleerd en niet op inhoud. Voor zover de Combinatie hiermee het oog heeft op de KNIW-profielen, de endpointvoorzieningen en de “solution architect” is deze kritiek in ieder geval niet terecht, omdat aan de negatieve beoordeling wel degelijk een inhoudelijk oordeel ten grondslag ligt.”
De slotsom is dat de Combinatie niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bij de beoordeling van haar inschrijving zodanige fouten zijn gemaakt die aanleiding geven voor ingrijpen door de voorzieningenrechter.
(VdLC publishers/consultants BV, 2 januari 2025)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl