Inschrijving terecht terzijde gelegd (week 43)
Referenties
Rijkswaterstaat heeft in het najaar van 2023 3 afzonderlijke Europese openbare aanbestedingen georganiseerd voor 'Het engineeren en uitvoeren van variabel onderhoud van suppletiewerken langs de Nederlandse kust'. [eiseres] heeft op alle 3 de aanbestedingen ingeschreven. Op 8 maart 2024 heeft Rijkswaterstaat in de 3 aanbestedingen aan [eiseres] bericht dat de inschrijvingen van [eiseres] terzijde worden gelegd, omdat niet wordt voldaan aan bepaalde eisen. De rechter vindt dat Rijkswaterstaat terecht heeft kunnen oordelen dat [eiseres] niet aan eis a voldoet en dat alleen al daarom haar inschrijvingen terecht terzijde zijn gelegd. (ECLI:NL:RBDHA:2024:17325, Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 19 juni 2024, Datum publicatie 28 oktober 2024)
Feiten en omstandigheden
Rijkswaterstaat heeft in het najaar van 2023 3 afzonderlijke Europese openbare aanbestedingen georganiseerd, telkens voor 'Het engineeren en uitvoeren van variabel onderhoud van suppletiewerken langs de Nederlandse kust'. [eiseres] heeft op alle 3 de aanbestedingen ingeschreven. Dit zijn de eerste aanbestedingen van Rijkswaterstaat waar [eiseres] op heeft ingeschreven. [eiseres] heeft bij ieder van de 3 aanbestedingen dezelfde referentieopdrachten opgevoerd. In alle aanbestedingen heeft [eiseres] met de laagste fictieve inschrijfsom ingeschreven. Op 8 maart 2024 heeft Rijkswaterstaat in de 3 aanbestedingen aan [eiseres] bericht dat de inschrijvingen van [eiseres] terzijde worden gelegd, omdat niet wordt voldaan aan eisen a, b en c. [eiseres] vordert Rijkswaterstaat te gebieden de uitsluitingsbeslissingen van 8 maart 2024 in te trekken en ingetrokken te houden. Het oordeel van de rechter:
Eén separaat referentieproject
“De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de bewoordingen van eis 1 voor een normaal oplettende en redelijk geïnformeerde inschrijver duidelijk blijkt dat wordt gevraagd om één separaat referentieproject met een minimumomvang van 3.000.000 euro of 1.500.000 euro die is afgerond, waarbij de inschrijver het projectmanagement heeft gevoerd en waarbij de inschrijver jegens de opdrachtgever eindverantwoordelijk was voor de uitvoering van de opdracht. Door een normaal oplettende en redelijk geïnformeerde inschrijver kan deze eis niet anders worden uitgelegd, nu evident is dat Rijkswaterstaat zoekt naar ervaring met een opdracht van ongeveer dezelfde omvang als de aanbestede opdracht. Het is duidelijk dat aan deze eis niet wordt voldaan door het als één opdracht aanmerken en uitvoeren van diverse kleinere baggerwerkzaamheden die geen verband met elkaar houden en die worden uitgevoerd op verschillende locaties. De door [eiseres] opgegeven referentieopdracht is in die zin ook niet vergelijkbaar met de werkpakketten die Rijkswaterstaat samenstelt.”
Dagelijkse organisatie en leiding
“De werkzaamheden bij locatie Eemsgeul voldoen wat betreft de omvangwaarde op zichzelf wel aan eis a. Dit baat [eiseres] echter desondanks niet. Naast de vereiste financiële omvangwaarde moet conform eis a immers ook sprake zijn van een opdracht waarbij de inschrijver aantoonbaar was belast met de dagelijkse organisatie en leiding van de opdracht (het projectmanagement) en jegens de opdrachtgever eindverantwoordelijk was voor de uitvoering van de opdracht. Bovendien moet de opdracht in zijn geheel op vakkundige en regelmatige wijze zijn uitgevoerd en binnen de overeengekomen termijn zijn opgeleverd. Dat [eiseres] voor de werkzaamheden bij locatie Eemsgeul zelf aan deze vereisten voldoet, heeft Rijkswaterstaat begrijpelijkerwijs niet aangetoond geacht. Dit werk is door Rijkswaterstaat immers in opdracht gegeven aan [bedrijfsnaam 3] VOF.”
Gerede twijfel
“Volledigheidshalve merkt de voorzieningenrechter nog op dat ook niet is gebleken dat [eiseres] voor de werkzaamheden die zij binnen referentieopdracht 1 op de andere locaties heeft uitgevoerd wel aan de vereisten ten aanzien van het projectmanagement en de oplevering heeft voldaan. Het had op haar weg gelegen om dat aannemelijk te maken toen haar dat werd gevraagd. In dit verband overweegt de voorzieningenrechter ook nog dat uitgangspunt in aanbestedingen is dat de aanbestedende dienst uitgaat van de juistheid van de informatie die een inschrijver bij inschrijving of daarna bij verificatie verstrekt. Dat neemt niet weg dat de aanbestedende dienst gehouden is nader onderzoek te doen naar de verstrekte informatie als er gerede twijfel is aan de juistheid van die informatie. Die was er in dit geval zonder meer. Rijkswaterstaat was immers als opdrachtgever van diverse werkzaamheden bekend met de contracten die hij zelf had gesloten met Van der Lee VOF, en hij wist niets anders dan dat [bedrijfsnaam 3] VOF de werkzaamheden in het kader van die contracten zelf moest uitvoeren en ook daadwerkelijk had uitgevoerd. Hij heeft dan ook terecht nader onderzoek gedaan toen [eiseres] in het kader van de aan te leveren referenties een beroep deed op werkzaamheden die Rijkswaterstaat eerder aan [bedrijfsnaam 3] VOF had opgedragen. Daartoe was Rijkswaterstaat jegens de andere inschrijvers ook gehouden.”
Slotsom is dan ook dat Rijkswaterstaat terecht heeft kunnen oordelen dat [eiseres] niet aan eis a voldoet en dat alleen al daarom haar inschrijvingen terecht terzijde zijn gelegd.
(VdLC publishers/consultants BV, 30 oktober 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl