Eiser krijgt inzage in inkoop- en verkoopcijfers Covid-19 testen (week 38)
Covid19-testen | samenwerking bij inschrijving
Eiser vordert nakoming van de door hem gestelde afspraak met gedaagde dat hij recht heeft op 8% over de bruto marge op door partijen verkochte COVID-19 testen. Om zijn vordering te kunnen onderbouwen, vordert eiser inzage in en afschrift van onder andere in- en verkoopcijfers. Gedaagde betwist dat tussen partijen een rechtsbetrekking bestaat en dat eiser een rechtmatig belang heeft bij inzage en/of afschrift. Volgens gedaagde is tussen partijen geen (overeenkomst tot) samenwerking tot stand gekomen. De rechtbank is het daar niet mee eens en wijst de inzagevordering van eiser gedeeltelijk toe. De hoofdzaak wordt aangehouden totdat aan eiser inzage is verleend. (ECLI:NL:RBMNE:2024:5402, Rechtbank Midden-Nederland, Datum uitspraak 11 september2024, Datum publicatie 19 september 2024)
Feiten en omstandigheden
[eiser] vordert in de hoofdzaak nakoming van de door hem gestelde afspraak met [gedaagde] dat hij recht heeft op 8% over de bruto marge op door partijen verkochte COVID-19 testen. [gedaagde] betwist dat tussen partijen een rechtsbetrekking bestaat en dat [eiser] een rechtmatig belang heeft bij inzage en/of afschrift. Volgens [gedaagde] is tussen partijen geen (overeenkomst tot) samenwerking tot stand gekomen. De rechter zegt o.a. het volgende:
Samenwerking
“Dat partijen wilsovereenstemming hebben bereikt over een samenwerking, bestaande uit de in- en verkoop van COVID-19 testen, blijkt onder andere uit de vele correspondentie die partijen hebben gevoerd, niet alleen met elkaar, maar ook met derden. Partijen traden gezamenlijk naar buiten met gebruik van de handelsnamen [gedaagde sub 2] en [handelsnaam]. In die samenwerking gaf [gedaagde sub 1] instructies aan [eiser] over de nog te verrichten werkzaamheden. Voorbeelden zijn het vragen van samples, maken van de gebruiksaanwijzing/bijsluiter en in de gaten houden van de aanbestedingswebsite TenderNed. Dat ook andere personen betrokken waren en hebben geholpen bij de werkzaamheden, is niet van belang voor de vraag of een samenwerking tot stand is gekomen. Het was een gezamenlijk project van partijen met hulp van onder andere de echtgenote van [gedaagde sub 1] , die op basis van haar farmaceutische en immunologische kennis heeft meegewerkt aan, onder andere, de beoordelingen van producten en bijsluiters.”
Afspraken werden herzien
Na het verkrijgen van ontheffing van CE-markering door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (‘VWS’) op 15 april 2021, hebben partijen, via [gedaagde sub 2] , op 21 april 2021 hun eerste order geplaatst bij [onderneming] voor 100.000 testen. Toen de eerste order moest worden betaald, bleek [eiser] financieel niet te kunnen bijdragen. Uiteindelijk heeft [gedaagde sub 1] de financiering op zich genomen. Hieruit volgt niet, anders dan [gedaagde sub 1] c.s. aanvoert, dat [eiser] geen samenwerking meer wenste aan te gaan (voor het ‘ [traject 2] ’). Partijen zijn op 24 maart 2021 in gesprek gegaan over een nieuwe verdeling van de opbrengst. De samenwerkingsovereenkomst was daarvoor al tot stand gekomen en, vanwege de omstandigheid dat [eiser] geen kapitaal kon opbrengen, moesten de afspraken worden herzien.
Nieuwe afspraken
“[eiser] en [gedaagde sub 1] hebben nieuwe afspraken gemaakt over de verdeling van de opbrengst. De rechtbank oordeelt dat partijen zijn overeengekomen dat [eiser] recht heeft op 8% over de bruto marge op de transacties die partijen gaan doen. [gedaagde sub 1] heeft deze afspraak bevestigd in de e-mail van 5 april 2021. De rechtbank volgt niet de stellingen van [gedaagde sub 1] dat de e-mail van 5 april 2021 moet worden gezien als een aanbod en dat uit de e-mail van 7 april 2021, waarin [eiser] schrijft dat hij rondloopt met een knoop in zijn maag en graag telefonisch contact wil, blijkt dat [eiser] het aanbod niet zou hebben aanvaard. Of een overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid (onder meer HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1889, NJ 2022/254 (Waternet II)). Aanbod en aanvaarding kunnen dus ook besloten liggen in een of meer gedragingen. Uit de gedragingen van partijen, onder andere het aanmaken van de Whatsappgroep ‘de beuk erin’ op 17 april 2021 en verrichten van werkzaamheden daarna, kan worden afgeleid dat [eiser] het aanbod van [gedaagde sub 1] heeft aanvaard. Die aanvaarding vond plaats ofwel tijdens het gesprek op 24 maart 2021, waarna de afspraak door [gedaagde sub 1] is bevestigd in de e-mail van 5 april 2021, ofwel stilzwijgend door werkzaamheden te blijven verrichten.”
Verschil aanbesteding en gewone transactie
“Met betrekking tot de aanbesteding vanuit VWS in december 2021, oordeelt de rechtbank dat [eiser] geen aanspraak heeft op 8% over de bruto marge. [gedaagde sub 1] heeft zich voor de aanbesteding vanuit VWS ingeschreven samen met [onderneming] , maar zonder [eiser] . Dit stond hem vrij, omdat partijen geen exclusiviteit hebben afgesproken. De aanbesteding is een eenmansactie van [gedaagde sub 1] geweest, waarbij [eiser] niet betrokken is geweest. [eiser] heeft voorbereidende werkzaamheden verricht voor een andere aanbesteding, maar voor deze aanbesteding van december 2021 heeft [eiser] geen werkzaamheden verricht. De aanbesteding is anders dan bijvoorbeeld de transactie met [winkelketen 1] en [winkelketen 2] , want die transactie vloeide voort uit het netwerk van [eiser] . De aanbesteding onderscheidt zich van een gewone transactie (zoals met [winkelketen 1] en [winkelketen 2] ), doordat de aanbestedingsinfo openbaar is en iedereen daarop kan inschrijven.”
De rechtbank meent dat partijen aan de hand van de resultaten van de inzage in de in- en verkoopcijfers tot overeenstemming zouden moeten kunnen komen over een door [gedaagde sub 1] aan [eiser] te betalen bedrag.
(VdLC publishers/consultants BV, 25 september 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl