Eis VCA*-certificaat was uitvoeringseis (week 41)
Certificaat | abnormaal lage inschrijving | Grossmann
Het CBS heeft op 14 mei 2024 een (openbare) Europese aanbestedingsprocedure aangekondigd voor het leveren en plaatsen van (kantoor)meubilair. Gispen vordert dat de voorzieningenrechter het CBS gebiedt de gunningsbeslissing in te trekken o.a. omdat [handelsnaam] niet zou beschikken over een VCA*certificaat. De rechter vindt echter dat de eis met betrekking tot het VCA*-certificaat in redelijkheid niet anders dan als een uitvoeringseis kan worden opgevat. Naar het oordeel van de rechter is Gispen er ook niet in geslaagd om duidelijke aanknopingspunten te verschaffen voor de stelling dat [handelsnaam] geen realistische inschrijving heeft gedaan. (ECLI:NL:RBDHA:2024:16364, Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 1 oktober 2024, Datum publicatie 9 oktober 2024)
Feiten en omstandigheden
Het CBS heeft op 14 mei 2024 een (openbare) Europese aanbestedingsprocedure aangekondigd voor het leveren en plaatsen van (kantoor)meubilair. Er hebben drie partijen op de aanbesteding ingeschreven, waaronder Gispen en [handelsnaam]. Op 10 juli 2024 heeft het CBS de voorlopige gunningsbeslissing bekendgemaakt (hierna: de gunningsbeslissing). Daarin staat dat de inschrijving van [handelsnaam] door het CBS is aangemerkt als de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding. Uit de gunningsbeslissing blijkt dat [handelsnaam] het maximaal aantal punten voor het prijscriterium heeft gehaald en dus de laagste vergelijkingsprijs heeft. De inschrijving van Gispen is op de tweede plaats is geëindigd.
Gispen heeft het CBS bij brief van 26 juli 2024 verzocht toe te lichten 1) of het CBS heeft geverifieerd of [handelsnaam] beschikt over de certificering met betrekking tot het kwaliteits- en milieumanagementsysteem en het VCA*certificaat en 2) op basis waarvan het CBS die beoordeling heeft verricht. Gispen heeft het CBS verzocht de inhoudelijke toelichting nog diezelfde dag te verstrekken of de Alcateltermijn te verlengen (die op 30 juli 2024 verstreek).
Het CBS heeft per e-mailbericht van 1 augustus 2024 een reactie gegeven op de brief van Gispen. Het CBS heeft aan Gispen laten weten dat [handelsnaam] met betrekking tot de certificering ten aanzien van het kwaliteits- en milieumanagementsysteem een beroep doet op de ISO-certificaten van zijn onderaannemer [bedrijfsnaam] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam] ). Het CBS heeft met betrekking tot het VCA*certificaat opgemerkt dat dit een uitvoeringseis is, zodat daaraan pas bij de uitvoering van de opdracht hoeft te zijn voldaan. Gispen vordert dat de voorzieningenrechter het CBS gebiedt de gunningsbeslissing in te trekken.
Het oordeel van de rechter:
Onderaannemer
“Gispen heeft na het uit brengen van de dagvaarding laten weten dat zij het haar eerder ingenomen standpunt dat [handelsnaam] niet voldoet aan de gestelde eisen met betrekking tot het kwaliteits- en milieumanagementsysteem niet langer handhaaft. [handelsnaam] heeft namelijk voorafgaand aan de mondelinge behandeling een ISO 9001- en ISO 14001- certificaat van haar onderaannemer [bedrijfsnaam] overgelegd, zodat tussen partijen niet langer in geschil is dat [handelsnaam] op dit punt aan de gestelde eisen voldoet.”
Uitvoeringseis
“Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leiden de door het CBS en [handelsnaam] aangevoerde omstandigheden, in samenhang bezien, tot de conclusie dat de eis met betrekking tot het VCA*-certificaat in redelijkheid niet anders dan als een uitvoeringseis kan worden opgevat. De termen ‘inschrijver’ en ‘opdrachtnemer’ zijn in de aanbestedingsstukken niet steeds consequent (met eenzelfde betekenis) gebruikt. Dat de aanbestedingsstukken op dit punt niet uitblinken in helderheid, brengt echter nog niet mee dat eis 7.14 van het PvE als een inschrijvingseis moet worden begrepen. Ook is de algemene mededeling onder paragrafen 2.2 en 5.2.2 van de Aanbestedingsleidraad, inhoudende dat in het PvE ‘minimumeisen’ zijn opgenomen die op de Opdracht van toepassing zijn en dat inschrijvers die daaraan niet voldoen worden uitgesloten van deelname, onvoldoende om aan te nemen dat inschrijvers ten tijde van hun inschrijving op straffe van ongeldigheid over een VCA*-certificaat dienden te beschikken. Op basis van de bewoordingen van de eis, gelezen in de context en systematiek van de gehele aanbestedingsleidraad en overige aanbestedingsstukken, moet voor iedere goed geïnformeerde normaal oplettende inschrijver duidelijk zijn geweest dat eis 7.14 van het PvE kwalificeert als een uitvoeringseis. Indien het CBS deze eis als geschiktheidseis had willen opnemen, dan had het in de rede gelegen dat de eis onder paragraaf 4.2 getiteld ‘Geschiktheidseisen’ van de Aanbestedingsleidraad was opgenomen nu daar een opsomming van de geschiktheidseisen staat. Dit is niet het geval.”
Geen vragen gesteld
“Ook staat het VCA*-certificaat niet genoemd bij de onder paragraaf 4.3 van de Aanbestedingsleidraad genoemde bewijsstukken die een inschrijver na gunning dient te overleggen. Anders dan Gispen aanvoert volgt uit de tekst van eis 7.14 van het PvE nu juist een onderscheid tussen de geschiktheidseisen, die in de Aanbestedingsleidraad zijn benoemd, en de eis met betrekking tot het VCA*-certificaat. Voor zover bij Gispen onduidelijkheid bestond over hoe eis 7.14 PvE moet worden begrepen, dan had het op haar weg gelegen om daar vragen over te stellen. Gispen heeft dat niet gedaan, zodat zij haar recht om hierover achteraf te klagen heeft verwerkt.”
Geen aanknopingspunten voor onrealistische inschrijving
“Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is Gispen er niet in geslaagd om duidelijke aanknopingspunten te verschaffen voor de stelling dat [handelsnaam] geen realistische inschrijving heeft gedaan. Gispen heeft ter onderbouwing van haar stelling dat de door [handelsnaam] geoffreerde prijzen niet realistisch zijn alleen een vergelijking gemaakt tussen de door [handelsnaam] aangeboden prijzen en de prijzen waarmee zij zelf (en een derde) heeft ingeschreven. De door Gispen geoffreerde prijzen zijn echter, zonder nadere motivering, niet direct maatgevend voor het oordeel over het al of niet realistische karakter van de door [handelsnaam] geoffreerde prijzen.”
(VdLC publishers/consultants BV, 16 oktober 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl