Cassatieberoep tevergeefs in verzekeringszaak (week 41)
Uitleg aanbestedingsstukken
De Gemeente Leiden is door exploitanten van een coffeeshop aangesproken tot schadevergoeding. De Gemeente heeft deze aanspraak aangemeld onder haar aanbestede verzekeringsovereenkomst met Melior. Melior heeft vervolgens geweigerd een uitkering te doen. De gemeente is naar de rechter gestapt maar de rechtbank heeft de vorderingen van de Gemeente afgewezen. Hiertegen heeft de Gemeente hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het oordeel van de rechtbank overgenomen. In cassatie valt de Gemeente het oordeel van het hof met motiveringsklachten aan. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad stelt dat de beoordeling door het hof niet onbegrijpelijk is en komt tot de slotsom dat het cassatieberoep tevergeefs is ingesteld. In deze zaak komt ook de aanbesteding en de letterlijke tekst van de aanbestedingsstukken aan de orde. (ECLI:NL:PHR:2024:934, Parket bij de Hoge Raad, Datum uitspraak 13 september 2024, datum publicatie 10 oktober 2024)
Feiten en omstandigheden
De Gemeente Leiden is door exploitanten van een coffeeshop aangesproken tot schadevergoeding. Deze aanspraak houdt verband met primaire besluiten van de burgemeester van de Gemeente strekkende tot beëindiging van de coffeeshop. De Gemeente heeft deze aanspraak aangemeld onder haar verzekeringsovereenkomst met Melior. Melior heeft vervolgens geweigerd een uitkering te doen. Daarop heeft de Gemeente Melior in rechte aangesproken en onder meer gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat Melior dekking onder de verzekeringsovereenkomst moet bieden. De rechtbank heeft de vorderingen van de Gemeente afgewezen, kort gezegd omdat de primaire besluiten dateren van een eerdere datum dan de datum waarop de overeengekomen (inloop)dekking is aangevangen. Hiertegen heeft de Gemeente hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het oordeel van de rechtbank overgenomen en de afwijzing van de vorderingen van de Gemeente in stand gelaten. In cassatie valt de Gemeente het oordeel van het hof met hoofdzakelijk motiveringsklachten aan. Ook voert de Gemeente aan dat het hof het systeem van besluitenaansprakelijkheid heeft miskend: voor bestuursrechtelijke besluiten zou het oordeel van het hof niet passend zijn. In deze zaak komt ook de aanbesteding aan de orde.
Het hof zei daar o.a. het volgende over:
Aanbesteding
“Vast staat dat de verzekering tot stand is gekomen naar aanleiding van een door de Gemeente uitgeschreven aanbesteding. Uit de stukken volgt dat over de dekking van het inlooprisico tussen partijen is onderhandeld, hetgeen partijen ter zitting hebben bevestigd. De uitleg van de tussen partijen overeengekomen omvang van de dekking van de verzekering en de daarbij behorende dekking van het inlooprisico dient daarom te geschieden aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Het komt derhalve aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de desbetreffende bepalingen van de verzekering mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.”
Inloopdekking
“De omstandigheden rondom de aanbesteding in aanmerking nemende, in het bijzonder de inhoud van de aanbestedingsdocumenten, gecombineerd met de tekst van artikel 2.1 en artikel 2.6 van de polisvoorwaarden, de clausule en het voorblad, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat partijen zijn overeengekomen dat de verzekering een aanspraak voortvloeiend uit een handelen of nalaten van de Gemeente dat gedurende de looptijd heeft plaatsgevonden, dekt, tenzij anders is overeengekomen. De inloopdekking breidt die dekking vervolgens uit in die zin dat een aanspraak die voortvloeit uit een handelen of nalaten van de Gemeente dat voorafgaand aan de ingangsdatum gedurende de twee jaar durende inlooptermijn heeft plaatsgevonden ook onder de dekking valt. De overeengekomen inloopdekking is daarmee niet te kwalificeren als een dekkingsbeperkende bepaling, maar als een bepaling die de dekking uitbreidt. In lijn hiermee heeft de Gemeente ‘extra’ premie betaald voor de dekking van het inlooprisico. Uit het voorgaande volgt dat het betoog van de Gemeente dat de geclaimde schade op grond van artikel 2.1 gedekt is, niet opgaat.”
Cassatieberoep
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad zegt o.a. het volgende:
“Onbegrijpelijk is de beoordeling door het hof in ieder geval niet. [betrokkenen] hebben kennelijk (het nemen van) de primaire besluiten onrechtmatig geacht en (dus) ten grondslag gelegd aan hun schadevergoedingsvordering, althans deze (feitelijke) uitleg door het hof van de aangevoerde grondslag van de schadevergoedingsvordering van [betrokkenen] (in rov. 4.13) wordt door de Gemeente in cassatie niet bestreden. Sterker nog: het hof heeft in cassatie onbestreden geoordeeld dat de Gemeente “onvoldoende” heeft “weersproken” dat [betrokkenen] (het nemen van) de primaire besluiten ten grondslag hebben gelegd aan hun schadevergoedingsvordering.”
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden stelt vast dat geen van de subonderdelen slaagt, en komt tot de slotsom dat het cassatieberoep tevergeefs is ingesteld. De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
(VdLC publishers/consultants BV, 16 oktober 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl