Bouw nationaal voetbalstadion is aanbestedingsplichtig (week 42)
Aanbestedingsplicht | bezwarende titel | begrip overheidsopdracht voor werken
In 2013 verleende de Slowaakse regering een subsidie van 27,2 miljoen EUR aan NFŠ voor de bouw van het nationale voetbalstadion zonder openbare aanbesteding. NFŠ moest minstens 60% van de kosten dekken. In 2016 werd de overeenkomst aangepast, waarbij een aankoopbelofte werd ondertekend voor de toekomstige aankoop van het stadion. Dit leidde tot juridische geschillen over de vraag of de constructie een overheidsopdracht was. Het Hof van Justitie van de EU oordeelde dat de subsidie en aankoopbelofte wederzijds verplichtingen vormen, wat neerkomt op een overheidsopdracht voor werken. (Arrest van het Hof (Vierde kamer) In zaak C‑28/23, 17 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:893)
Feiten en omstandigheden
In 2013 besloot de Slowaakse regering dat het ministerie van Onderwijs een subsidie zou verstrekken aan Národný futbalový štadión a.s. (NFŠ) voor de bouw van het Slowaakse nationale voetbalstadion, zonder openbare aanbesteding. Het ministerie sloot een subsidieovereenkomst met NFŠ voor een bedrag van 27,2 miljoen EUR, waarbij NFŠ minstens 60% van de bouwkosten moest financieren. In 2016 werd de overeenkomst gewijzigd om onder andere het gratis gebruik van bepaalde stadionruimtes door de Slowaakse voetbalbond te schrappen. Diezelfde dag tekende het ministerie een aankoopbelofte met NFŠ voor de toekomstige aankoop van het stadion, afhankelijk van goedkeuring door de Europese Commissie, die in 2017 stelde dat de subsidie en de belofte staatssteun waren.
Er zijn juridische geschillen ontstaan over de geldigheid van de aankoopbelofte en de vraag of deze een overheidsopdracht was. NFŠ betoogt dat de belofte geen verplichting inhoudt om werken uit te voeren, terwijl het ministerie stelt dat de subsidie en de belofte samen een wederzijds verplichtingenpakket vormen dat de openbare aanbestedingsregels omzeilt. De Slowaakse rechtspraak over de mogelijke nietigheid van de overeenkomsten is tegenstrijdig, en de Slowaakse rechter heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie om verduidelijking gevraagd. Het hof zegt o.a.:
Overeenkomsten
Ten eerste stelt het Hof dat de term "overeenkomsten" in artikel 1, lid 2, onder a), van Richtlijn 2004/18 ook meerdere documenten kan omvatten die met elkaar verbonden zijn. In dit geval zijn de subsidieovereenkomst en de aankoopbelofte materieel en in de tijd nauw met elkaar verbonden, wat ook blijkt uit het feit dat de bouw van het stadion pas begon nadat beide documenten waren ondertekend.
Aankoopverplichting
Ten tweede moeten de betrokken partijen worden bekeken: NFŠ is een marktdeelnemer en de Slowaakse Staat is een aanbestedende dienst. De vraag is of deze constructie onder bezwarende titel is gesloten, wat inhoudt dat beide partijen verplichtingen hebben waaraan zij zich juridisch moeten houden. Het Hof benadrukt dat een overeenkomst waarbij één partij een aankoopverplichting heeft, ook zonder een verkoopverplichting van de andere partij, nog steeds wederkerig kan zijn. Dit moet worden beoordeeld op basis van alle relevante factoren.
Voorkeursrecht
Het Hof merkt verder op dat een aanbestedende dienst een economisch belang kan hebben bij de uitvoering van een werk, ook als hij geen eigenaar wordt van dat werk. In dit geval heeft de Slowaakse Staat een voorkeursrecht op het stadion, wat economische waarde vertegenwoordigt. Bovendien heeft de Staat alle risico’s op zich genomen in geval van economische mislukking van het stadion, wat de wederkerigheid versterkt.
Overheidsopdracht voor werken
Tot slot bevestigt het Hof dat een contractuele constructie zoals deze kan worden beschouwd als een "overheidsopdracht voor werken", aangezien de Staat aanzienlijke invloed had op de bouw en voorwaarden van het stadion. Ook het feit dat de Europese Commissie de subsidie erkende als verenigbaar met de interne markt verandert deze beoordeling niet. De eerste vraag wordt beantwoord met de conclusie dat dit inderdaad een overheidsopdracht is volgens Richtlijn 2004/18.
(VdLC publishers/consultants BV, 16 oktober 2024)
Lees de volledige uitspraak op curia.europa.eu