Beoordelaars zijn voldoende deskundig (week 37)
Beoordeling van de kwaliteit | beoordelingscommissie
De Staat heeft een openbare Europese aanbesteding georganiseerd getiteld ‘Tolkdienstverlening t.b.v. Centraal Orgaan opvang asielzoekers en Dienst Terugkeer en Vertrek’. Acolad heeft op 12 juni 2024 de Staat gesommeerd om de gunningsbeslissing in te trekken. Acolad stelt o.a. dat de beoordelingscommissie onvoldoende deskundig is. De rechter volgt Acolad hierin niet. De Staat heeft onweersproken naar voren gebracht dat alle commissieleden geruime tijd bij het COA werkzaam zijn en uit hoofde van hun functie kennis hebben van tolkeninzet en hetgeen daarvoor nodig is. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat de commissieleden voldoende deskundig zijn op het gebied waar de aanbesteding op ziet. (ECLI:NL:RBDHA:2024:14408, Rechtbank Den Haag, Datum uitspraak 6 september 2024, Datum publicatie 10 september 2024)
Feiten en omstandigheden
De Staat heeft een openbare Europese aanbesteding georganiseerd getiteld ‘Tolkdienstverlening t.b.v. Centraal Orgaan opvang asielzoekers en Dienst Terugkeer en Vertrek’. Op 21 mei 2024 heeft de Staat aan Acolad bericht dat de inschrijving van Global Talk op perceel 3 is aangemerkt als de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding en dat de Staat voornemens is de opdracht aan Global Talk te gunnen. De inschrijving van Acolad is in de ranking op de tweede plaats geëindigd. Op 28 mei 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Staat en Acolad over de gunningsbeslissing. Vervolgens heeft Acolad op 12 juni 2024 de Staat gesommeerd om de gunningsbeslissing in te trekken en over te gaan tot een herbeoordeling met een nieuwe - onafhankelijke - beoordelingscommissie. De Staat is daar niet toe overgegaan. Acolad vordert om het gunningsvoornemen aan Global Talk in te trekken. Het oordeel van de rechter:
Niet goed gelezen
“Acolad stelt ten eerste dat de beoordelingscommissie onvoldoende deskundig is, omdat de leden van de beoordelingscommissie de aanbestedingsstukken niet (goed) hebben gelezen. Alleen al hierom is de beoordeling van de inschrijvingen volgens Acolad ondeugdelijk. Volgens Acolad is onder andere gebleken dat één commissielid geen kennis heeft genomen van het ‘Dossier Afspraken & procedures’ (hierna: DAP), terwijl dat onderdeel is van de aanbestedingsstukken en een uitvoerige beschrijving van het bestelproces van de tolkdienstverlening bevat.”
Beoordelaars voldoende deskundig
“De voorzieningenrechter volgt Acolad hierin niet. Zoals onder 5.5. aan de orde is gekomen, geldt als uitgangspunt dat de beoordelingscommissie deskundig is. De Staat heeft gemotiveerd betwist dat (leden van) de beoordelingscommissie niet voldoende op de hoogte zouden zijn van de inhoud van de aanbesteding. Daarbij is door de Staat onweersproken naar voren gebracht dat alle commissieleden geruime tijd bij het COA werkzaam zijn en uit hoofde van hun functie kennis hebben van tolkeninzet en hetgeen daarvoor nodig is. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat de commissieleden voldoende deskundig zijn op het gebied waar de aanbesteding op ziet. Voor zover al juist zou zijn dat niet alle commissieleden kennis hebben genomen van alle aanbestedingsstukken, zoals Acolad stelt, wil dit ook nog niet zeggen dat de beoordelingscommissie reeds daarom niet genoeg deskundig zou zijn om de inschrijvingen in deze aanbestedingsprocedure te beoordelen. De commissieleden kunnen immers in de uitoefening van hun functie ook voldoende kennis, kunde en ervaring hebben opgedaan met betrekking tot de processen die in de aanbestedingsstukken staan beschreven, waaronder het bestelproces zoals omschreven in het DAP. Dit zou anders kunnen zijn als uit de daadwerkelijke beoordeling van de verschillende subgunningscriteria de ondeskundigheid van de beoordelingscommissie afgeleid zou kunnen worden. Zoals blijkt uit hetgeen hierna over de beoordeling van de afzonderlijke subgunningscriteria wordt overwogen, is daarvan geen sprake. Nu Acolad niet meer of anders heeft aangevoerd over de (on)deskundigheid van de beoordelingscommissie, kan niet worden gezegd dat op deze grond sprake is van een ondeugdelijke beoordeling.”
Casus
“De voorzieningenrechter volgt Acolad evenmin in haar standpunt dat de beoordelingscommissie buiten het beoordelingskader is getreden door op te merken dat Acolad de situatie dat in de casus sprake is van twee gelijktijdige noodsituaties niet heeft uitgewerkt, terwijl de casus daar niet expliciet om vraagt. Uit de in de casus geschetste feiten en omstandigheden - een tweede aanvraag om 02.00 uur ’s nachts - hadden inschrijvers immers in redelijkheid kunnen en moeten afleiden dat het ging om gelijktijdige noodsituaties. De casus nodigt de inschrijvende partijen daarmee uit om te beschrijven hoe zij omgaan met triage. De beoordelingscommissie motiveert op begrijpelijke wijze waarom Acolad hier in haar inschrijving onvoldoende aandacht aan besteedt en waarom de commissie liever gezien had dat de situatie waarbij sprake is van twee gelijktijdige noodsituaties was uitgewerkt. Dat is geen kwestie van het ten onrechte ‘verwachten van onbekende alternatieve scenario’s’, zoals Acolad stelt, maar een begrijpelijk oordeel over de gegeven uitwerking van de casus. Anders dan Acolad naar voren brengt, geeft het verweer van de Staat geen blijk van een andere interpretatie van de casus. De Staat voert aan dat de stelling van Acolad dat niet blijkt dat inschrijvers rekening moesten houden met twee gelijktijdige noodsituaties onjuist is, nu de feiten en omstandigheden uit de casus immers voldoende aanleiding geven om (ook) uit te gaan van een situatie met twee gelijktijdige noodsituaties.”
(VdLC publishers/consultants BV, 18 september 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl