Beheerder sporthal moet bezichtiging voor nieuwe aanbesteding toestaan (week 46)
Verlenging exploitatieovereenkomst
De gemeente Oirschot heeft in 2014 een meervoudig onderhandse aanbesteding doorlopen voor het beheer en de exploitatie van sporthal [gedaagde] te [plaats]. De gemeente heeft [gedaagde] op 28 juni 2024 geïnformeerd dat zij niet bereid is om de exploitatieovereenkomst te verlengen. [gedaagde] stelt dat zij het standpunt inneemt dat de exploitatieovereenkomst doorloopt tot 31 december 2026, zodat zij het niet opportuun acht om een potentiële nieuwe beheerder in de gelegenheid te stellen de sporthal te bezichtigen. [gedaagde] zegt bovendien dat de sporthal algemeen toegankelijk is voor iedereen. De rechter vindt dat de gemeente met bezichtigingen in verband met een nieuwe exploitatie van de sporthal terecht bedoelt dat er ook bezichtiging dient plaats te vinden van bijvoorbeeld de technische installaties van de sporthal die niet zonder meer voor iedereen toegankelijk zijn. (ECLI:NL:RBOBR:2024:5459, Rechtbank Oost-Brabant, Datum uitspraak 13 november 2024, Datum publicatie 14 november 2024)
Feiten en omstandigheden
De gemeente Oirschot heeft in 2014 een meervoudig onderhandse aanbesteding doorlopen voor het beheer en de exploitatie van sporthal [gedaagde] te [plaats]. De opdracht is gegund aan [gedaagde] , die op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding (BPKV) de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI) heeft gedaan. Op 1 juli 2014 heeft de gemeente met [gedaagde] ten aanzien van de exploitatie van de sporthal een exploitatieovereenkomst gesloten. De exploitatieovereenkomst is gesloten voor de duur van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2016, met een verlengingsmogelijkheid van 3 jaar, en daarna nog 5 jaar. De gemeente heeft [gedaagde] bij brief van 28 juni 2024 geïnformeerd dat zij niet bereid is om de exploitatieovereenkomst te verlengen. In diezelfde brief heeft de gemeente medegedeeld dat zij heeft geconstateerd dat [gedaagde] al sinds januari 2022 de huurvergoeding niet meer heeft voldaan. De gemeente heeft [gedaagde] gesommeerd om de achterstallige huurpenningen van (op dat moment) 166.544,90 euro, alsmede het bedrag van 8.312,00 euro aan onroerende zaakbelasting voor het jaar 2023, te voldoen binnen één maand na dagtekening van de brief. De gemeente is voornemens de exploitatie van de sporthal opnieuw aan te besteden, omdat de exploitatieovereenkomst op 31 december 2024 eindigt. De gemeente heeft [gedaagde] in dat kader verzocht om de sporthal te mogen bezichtigen ten behoeve van belangstellenden. Bij e-mailbericht van 27 juli 2024 heeft [gedaagde] aan de gemeente laten weten dat zij het standpunt innemen dat de exploitatieovereenkomst met de gemeente minimaal doorloopt tot 31 december 2026, zodat zij het niet opportuun acht om een potentiële nieuwe beheerder in de gelegenheid te stellen de sporthal te bezichtigen. De gemeente vordert [gedaagde] te veroordelen om de sporthal overeenkomstig de exploitatieovereenkomst ter beschikking te stellen. [gedaagde] vordert veroordeling van de gemeente tot betaling van een bedrag van 28.818,11 euro. Het oordeel van de rechter:
Geen afspraken
“Vast staat dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over verlenging van de exploitatieovereenkomst. De gemeente heeft bij brief van 28 juni 2024 aan [gedaagde] laten weten dat zij niet tot verlenging van de exploitatieovereenkomst wenst over te gaan. De gemeente stelt daarbij dat [gedaagde] ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van de exploitatieovereenkomst door - onder meer - een huurachterstand te laten ontstaan tot een bedrag van 166.544,90 euro. [gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat de gemeente bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij tot verlenging van de exploitatieovereenkomst zou overgaan, maar zij heeft die stelling, tegenover de gemotiveerde betwisting door de gemeente, onvoldoende onderbouwd.”
Bezichtiging van technische installaties
“De gemeente heeft, nu de exploitatieovereenkomst eindigt per 31 december 2024 en zij daarvoor nog een aanbestedingsprocedure moet doorlopen om met een nieuwe partij een exploitatieovereenkomst te sluiten voor de exploitatie vanaf 1 januari 2025, een spoedeisend belang bij haar vordering om te gehengen en gedogen dat de gemeente met derden de sporthal kan bezichtigen. Nu [gedaagde] heeft erkend dat zij tot op heden heeft geweigerd om medewerking te verlenen aan bezichtiging van de sporthal zal ook deze vordering worden toegewezen. De stelling van [gedaagde] dat de sporthal algemeen toegankelijk is voor iedereen, zodat niets er aan in de weg staat dat de gemeente met derden de sporthal bezoekt acht de voorzieningenrechter onvoldoende reden om de vordering af te wijzen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de gemeente met bezichtigingen door derden in verband met een nieuwe exploitatie van de sporthal bedoelt dat er ook bezichtiging dient plaats te vinden van bijvoorbeeld de technische installaties van de sporthal die - naar de voorzieningenrechter aanneemt - niet zonder meer voor iedereen toegankelijk zijn. De vordering onder 3 zal dan ook worden toegewezen, zoals hierna geformuleerd.”
Sinds januari 2022 wordt de huur niet meer betaald
“Hoewel [gedaagde] heeft erkend dat er sprake is van een achterstand in de huurbetalingen, heeft zij de omvang van de huurachterstand betwist en heeft zij tevens betwist dat er een juridische grondslag bestaat om de onder 4 gevorderde schoonmaakkosten bij [gedaagde] in rekening te brengen. De gemeente heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij dringend verlegen zit om financiële middelen op grond waarvan betaling op korte termijn van de door hen in dit kort geding gevorderde bedragen geboden is. Vast staat dat [gedaagde] al sinds januari 2022 de huurvergoeding niet meer heeft voldaan en dat de gemeente voor het eerst op 28 juni 2024 aanspraak heeft gemaakt op betaling van (onder andere) deze huurachterstand. Waarom er nu, uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening geboden is, heeft de gemeente niet toegelicht. Het enkele feit dat [gedaagde] op enig moment niet meer in staat zal zijn om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen, is onvoldoende om aan te nemen dat de gemeente een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde betalingen.”
(VdLC publishers/consultants BV, 20 november 2024)
Lees de volledige uitspraak op rechtspraak.nl