Onderzoek naar goed opdrachtgeverschap binnen 3 inkoopcategorieën Rijk
Het rapport Onderzoek naar goed opdrachtgeverschap ten aanzien van de juiste beloning van externe arbeidskrachten bij het Rijk in 3 categorieën is aangeboden aan de Tweede Kamer. Aanleiding hiervoor waren kamervragen over de onderbetaling van werknemers bij de inhuur van juridische ondersteuning.
Tijdens het onderzoek is nagegaan hoe in het inhuurbeleid het verantwoordelijk opdrachtgeverschap is vormgegeven voor wat betreft beloning conform de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). De Waadi beschermt arbeidskrachten die werken via een derde zoals uitzendkrachten en gedetacheerden. De bescherming houdt onder andere in dat deze arbeidskrachten in beginsel recht hebben op gelijke beloning ten opzichte van werknemers die direct in dienst zijn.
Uitleg inkoopcategorieën
Per inkoopcategorie onderzoekt een categorieteam de inkoopbehoefte van de ministeries samen; dus niet alleen van het departement waar het eigenaarschap van de categorie is belegd. Er is per categorie of cluster van categorieën een strategische klantenraad ingericht. In de klantenraad zit een afvaardiging van de rijksonderdelen. De strategische klantenraad vervult de interne opdrachtgeversrol voor de categoriemanager en geeft opdracht tot het opstellen en uitvoeren van het categorieplan, het doen van (rijksbrede) aanbestedingen en het afsluiten van (Raam)overeenkomsten.
Toetsing beleid aan praktijk
In het onderzoek is de werking van het inhuurbeleid getoetst aan de departementale uitvoeringspraktijk. Het onderzoek betrof de inhuur van arbeidskrachten via de 3 inkoopcategorieën die inhuur voor de gehele Rijksoverheid mogelijk maken, namelijk Uitzendkrachten en Arbeidsparticipanten, Inhuur Professionals en ICT-professionals.
Conclusies onderzoek
Enkele conclusies zijn:
- Eén wettelijk kader, maar versnipperd en divers extern opdrachtgeverschap: daarmee raakt ook de verantwoordelijkheid voor juist belonen van externe arbeidskrachten versnipperd.
- Het categoriemanagement vervult een nuttige rol in het vermijden van risico’s op ongelijke beloning van externe arbeidskrachten, maar kan een wisselende mate van operationalisering en concretisering niet voorkomen.
- Aan de hand van het wettelijk kader is over het algemeen goed vast te stellen waar leiding en toezicht op de externe arbeidskracht lag. Er was wel sprake van ‘grijze gebieden’ wat het voor inhurende managers niet eenvoudiger maakt.
- Betaling van het juiste loon was niet in alle gevallen met zekerheid vast te stellen, en er waren afwijkingen – Waadi-naleving kan niet als vanzelfsprekend worden beschouwd.
- De door het Rijk gehanteerde terminologie ‘inspanningsverplichting’ versus ‘resultaatverplichting’ helpt de eenduidige vaststelling van leiding en toezicht niet.
Maatregelen en acties
Om het risico op onjuiste beloning te verkleinen, stelt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) in een Kamerbrief onder meer de volgende maatregelen en acties voor:
- Om een brug te slaan tussen wetgeving, inhuurbeleid en uitvoeringspraktijk stelt BZK een handreiking op met een rijksbrede werking. Waar nodig zal het categoriemanagement deze handreiking aanvullen met informatie en advies voor hun opdrachtgevers en -nemers.
- Een opdrachtgever gaat, voor zover dat nog niet gebeurt, tijdens de inhuurperiode tenminste eenmaal met de externe arbeidskracht in gesprek gaan over de beloning en andere arbeidsvoorwaarden.
- Nagegaan wordt of de (Toelichting op de) ARVODI en de ARBIT aangepast moeten worden ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor een juiste beloning.
- De Auditdienst Rijk wordt verzocht periodiek onderzoek te doen naar de juiste beloning van ingehuurde arbeidskrachten.
- Er wordt onderzocht in hoeverre (delen van de) de inhuur, detachering en professionele dienstenbranches in de Code Verantwoordelijk Marktgedrag kunnen worden opgenomen.
Lees de volledige kamerbrief en onderzoek op rijksoverheid.nl.
Meer informatie
Inkoopcategorieën en categorieplannen