Ernstige beroepsfout
Belangrijkste jurisprudentie over de ernstige beroepsfout.
Rechtsregel 1:
Er is geen in kracht van gewijsde gegaan vonnis vereist voor de vaststelling of er sprake is van een ernstige beroepsfout.
Rechtsregel 2:
Na contractontbinding wegens wanprestatie hoeft een aanbestedende dienst niet te wachten op een gerechtelijk vonnis om de marktpartij bij aanbestedingen in de toekomst van deelname uit te sluiten. De integriteitsbeoordeling behoort namelijk toe aan de aanbestedende dienst en niet aan de lidstaat of de nationale rechter.
Rechtsregel 3:
Niet elke tekortkoming in de uitvoering (van een overeenkomst) rechtvaardigt een toekomstige uitsluiting op basis van een ernstige beroepsfout.
Rechtsregel 4:
Het is voor een Nederlandse aanbestedende dienst mogelijk om een evenredigheidstoets uit te voeren t.a.v. de ernstige beroepsfout (voordat er wordt overgegaan tot uitsluiting).
Rechtsregel 5:
Bij de beoordeling van mogelijke uitsluiting op basis van een ernstige beroepsfout is het moment waarop de ernstige beroepsfout is begaan van belang. Hiervoor geldt een verplichte maximale terugkijktermijn van drie jaar, gerekend vanaf het moment van indienen van de inschrijving. Als de termijn is verstreken, mag een inschrijver niet meer worden uitgesloten op basis hiervan en kan de inschrijver dus ‘nee’ antwoorden op de bijbehorende vraag in het UEA.
Rechtsregel 6:
Uitsluiting van inschrijver vanwege een ernstige beroepsfout is niet afhankelijk van rechterlijke uitspraak. Wanneer een contract met een opdrachtnemer wegens wanprestatie is ontbonden, mag deze partij worden uitgesloten bij een nieuwe aanbesteding, ook wanneer de ontbinding van het contract nog wordt aangevochten bij de rechter
Rechtsregel 1:
Er is geen in kracht van gewijsde gegaan vonnis vereist voor de vaststelling of er sprake is van een ernstige beroepsfout.
Citaat Valys-arrest:
"Een beslissing van een aanbestedende dienst om niet tot uitsluiting over te gaan, [dient] terughoudend te worden getoetst, te meer indien sprake is van een ernstige beroepsfout die (nog) niet onherroepelijk vast staat.'' (ov. 3.6.4)
Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:757, 27 maart 2015) op rechtspraak.nl
Citaat Forposta-arrest:
“Dienaangaande zij opgemerkt dat, zoals de Poolse regering terecht betoogt, het begrip „fout bij de beroepsuitoefening” elk onrechtmatig gedrag omvat dat invloed heeft op de professionele geloofwaardigheid van de betrokken marktdeelnemer, en niet alleen schendingen van de tuchtrechtelijke normen in enge zin van de beroepsgroep van deze marktdeelnemer die worden vastgesteld door het voor deze beroepsgroep ingestelde tuchtorgaan of een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing.
Artikel 45, lid 2, eerste alinea, sub d, van richtlijn 2004/18 staat aanbestedende diensten immers toe om een fout bij de beroepsuitoefening vast te stellen op elke grond die zij aannemelijk kunnen maken. Voorts is, anders dan in deze alinea, sub c, geen in kracht van gewijsde gegaan vonnis vereist voor de vaststelling van een fout bij de beroepsuitoefening in de zin van deze alinea, sub d.”(ov. 27-28)
Hof van Justitie EU (C-465/11, 13 december 2012) op eur-lex.europa.eu
Rechtsregel 2:
Na contractontbinding wegens wanprestatie hoeft een aanbestedende dienst niet te wachten op een gerechtelijk vonnis om de marktpartij bij aanbestedingen in de toekomst van deelname uit te sluiten. De integriteitsbeoordeling behoort namelijk toe aan de aanbestedende dienst en niet aan de lidstaat of de nationale rechter.
Citaat Meca Srl/ Comune di Napoli:
“Gelet op het voorgaande moet op de voorgelegde vraag worden geantwoord dat artikel 57, lid 4, onder c) en g), van richtlijn 2014/24 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan het instellen van een beroep in rechte tegen het besluit van een aanbestedende dienst om een overeenkomst voor de uitvoering van een overheidsopdracht te ontbinden wegens aanzienlijke gebreken bij de uitvoering, de aanbestedende dienst die een nieuwe aanbesteding heeft ingeleid, belet om in de fase van de selectie van de inschrijvers op enigerlei wijze de betrouwbaarheid van de bij die ontbinding betrokken ondernemer te beoordelen.” (ov. 42)
Hof van Justitie EU (C-41/18, ECLI:EU:C:2019:507, 19 juni 2019) op eur-lex.europa.eu
Rechtsregel 3:
Niet elke tekortkoming in de uitvoering (van een overeenkomst) rechtvaardigt een toekomstige uitsluiting op basis van een ernstige beroepsfout.
Citaat Hoffman Outdoor Media B.V./ Gemeente Groningen:
“Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat niet elke tekortkoming in de uitvoering van een overeenkomst of elke ontbrekende of niet geheel correcte administratiefrechtelijke vergunning voor een wisselframe als een ernstige fout kan worden aangemerkt. Uit het dossier blijkt overigens dat ook Hoffman bij de door haar geëxploiteerde reclame-uitingen niet altijd geheel conform de regelgeving en contractvoorwaarden heeft geopereerd.” (ov. 6.21)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2018:9094, 16 oktober 2018) op rechtspraak.nl
Rechtsregel 4:
Het is voor een Nederlandse aanbestedende dienst mogelijk om een evenredigheidstoets uit te voeren t.a.v. de ernstige beroepsfout (voordat er wordt overgegaan tot uitsluiting).
Citaat Connexxion Taxi Services BV/ Staat der Nederlanden:
“Derhalve moet op de eerste vraag, onder a), worden geantwoord dat het Unierecht, in het bijzonder artikel 45, lid 2, van richtlijn 2004/18, zich er niet tegen verzet dat een nationale regeling als aan de orde in het hoofdgeding een aanbestedende dienst verplicht met toepassing van het evenredigheidsbeginsel te beoordelen of een gegadigde voor een overheidsopdracht die een ernstige beroepsfout heeft begaan, daadwerkelijk moet worden uitgesloten.” (ov. 33)
Hof van Justitie EU (ECLI:EU:C:2016:948, 14 december 2016) op eur-lex.europa.eu
Rechtsregel 5:
Bij de beoordeling van mogelijke uitsluiting op basis van een ernstige beroepsfout is het moment waarop de ernstige beroepsfout is begaan van belang. Hiervoor geldt een verplichte maximale terugkijktermijn van drie jaar, gerekend vanaf het moment van indienen van de inschrijving. Als de termijn is verstreken, mag een inschrijver niet meer worden uitgesloten op basis hiervan en kan de inschrijver dus ‘nee’ antwoorden op de bijbehorende vraag in het UEA.
Citaat:
‘De gedragingen van Interaction die door de rechtbank Overijssel als onrechtmatig zijn bestempeld hebben niet plaatsgevonden in het kader van de nakoming van een overheidsopdracht. Het is dus de vraag of deze gedragingen als ernstige beroepsfout hadden kunnen worden gekwalificeerd indien zij wel binnen de ‘terugkijktermijn’ hadden plaatsgevonden. Omdat de vorderingen van SmartDocuments echter al op andere gronden niet voor toewijzing in aanmerking komen, kan dit verder in het midden blijven.’ (ro. 6.16)
Gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2021:2487, 21 december 2021) op rechtspraak.nl
Rechtsregel 6:
Uitsluiting van inschrijver vanwege een ernstige beroepsfout is niet afhankelijk van rechterlijke uitspraak. Wanneer een contract met een opdrachtnemer wegens wanprestatie is ontbonden, mag deze partij worden uitgesloten bij een nieuwe aanbesteding, ook wanneer de ontbinding van het contract nog wordt aangevochten bij de rechter
Citaat Meca:
‘Zoals volgt uit de verwijzingsbeslissing, wordt een aanbestedende dienst door artikel 80, lid 5, onder c), van het wetboek overheidsopdrachten gemachtigd om een ondernemer uit te sluiten van een aanbestedingsprocedure met name wanneer hij op passende wijze aannemelijk kan maken, ten eerste, dat de ondernemer ernstige fouten heeft begaan in zijn beroepsuitoefening waardoor zijn integriteit of betrouwbaarheid in twijfel wordt getrokken, ten tweede, dat deze ernstige fouten in de beroepsuitoefening, die het gevolg kunnen zijn van aanzienlijke tekortkomingen bij de uitvoering van een eerdere overheidsopdracht, hebben geleid tot de ontbinding van de overeenkomst tussen deze ondernemer en de aanbestedende dienst, tot een veroordeling tot schadevergoeding of tot een andere vergelijkbare sanctie en, ten derde, dat deze ontbinding niet in rechte is betwist of aan het einde van een gerechtelijke procedure is bevestigd’ (r.o. 36)
Hof van Justitie EU (C-41/18, ECLI:EU:C:2019:507, 19 juni 2019) op eur-lex.europa.eu